Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 290]
| |
Geertruid van Romerswaal, overl. hoogbejaard, als abdis der cistercienserabdij Leeuwenhorst te Leiden 20 Aug. 1574, gedurende het beleg der stad. Talrijke leden harer familie treft men in de hollandsche abdijen aan. Hare twee zusters Cornelia en Elisabeth waren in Rijnsburg, Lysbeth de jonge in Konigsveld O. Praem. bij Delft, waar ook hare tante Catharina was ingetreden. In Loosduinen O. Cist. had zij eene tante en de non Agatha van der Does aldaar 1563 nog in leven, zal ook wel tot hare familie behoord hebben. Haar broeder Adriaan (overl. 1563) bestuurde tot zijn dood als rentmeester de bezittingen van Leeuwenhorst. Hij werd opgevolgd door den neef van Johanna, Werner, zoon van haar halfbroeder Diederik. Na de opheffing der abdij bleef het bestuur der inkomsten in de handen van haren bloedverwant Jacob van der Does, raad van den prins van Oranje, als superintendent: Wanneer Johanna in Leeuwenhorst is ingetreden, is niet juist bekend. Bij de abdiskeuze 1527 was zij onder de jongste der nonnen en nog geen kapitulaar of kiesrechtige. Zij komt ook voor op de lijst der nonnen van Leeuwenhorst opgesteld door den kapelaan Dirk van Spangert (overl. 1536). Bij brief van keizer Karel V, 22 Sept. 1554, werd aan de nonnen van Leeuwenhorst bevolen Johanna van der Does, te wier behoeve Gijsberta van Waardenburg haar ontslag genomen had, tot abdis te kiezen. Zij bestuurde met veel beleid het klooster, zooals blijkt uit de volgende getuigenis harer tijdgenooten: ‘Primaria et sapiens femina, latini sermonis non ignara, quae magno operae pretio auxit res coenobii.’ Uit vrees voor de strooptochten der Geuzen was zij met 23 nonnen naar Leiden gevlucht. 1572 vestigden zij zich aldaar in het St. Michielsklooster. Zij stond aan hare medezuster, Susanna van Etten, toe, om voor grof geld persoonlijk bij Lumey voor den martelaar Corn. Musius een graf te bekomen. Toen de bezittingen der abdij door de Ridderschap van Holland werden aangeslagen, stond men aan de abdis eene jaarlijksche toelage van 1000 gulden toe. Zij bleef te Leiden wonen tot haren dood. Voorloopig werd zij in de St. Pieterskerk begraven; na het beleg werd haar lijk overgevoerd naar Leeuwenhorst. De zerk, thans in de St. Pieterskerk, dekte oorspronkelijk haar graf in de abdij. 31 Maart 1586 werd zij uit het puin der kloosterkerk opgegraven en naar Leiden gevoerd. Johanna van der Does was de laatste eigenlijke abdis van Leeuwenhorst; na haar droegen nog enkele nonnen dien titel, haar door de Ridderschap gegeven. Volgens Bijdr. bisd. Haarlem XX, 437, bestond er een portret van haar bij den boekhandelaar van der Meerschen. Uit den tekst Hist. ep. Ultraj. 520 blijkt echter, dat het portret niet van Johanna v.d. Does maar van Susanna van Etten was. Zij is afgebeeld op de zerk in de St. Pieterskerk te Leiden. Zie: Kneppelhorst, Gedenkstukken St. Pieterskerk, 66. Zie: S.v. Leeuwen, Batav. illustr. 932, 1313; Schotel, De abdij van Rijnsburg, 241; Römer, Gesch. overzigt der abdijen, I, 298; Bijdr. bisd. Haarlem XX, 290; Rijnl. oudheden, 633; P.v.d. Schelling, Beschrijving v.d. oude en eedele abdie Leeuwenhorst, handschrift in het seminarie te Warmond. Fruytier |
|