van Jan de Witt, de ‘uitheemsche ministers’, om ‘binnen hare respectieve huizen geen sermoenen of andere geestelijke diensten te laten verrichten dan in haar eigen taal,’ terwijl tegelijkertijd de ingezetenen van het raadhuis af nogmaals herinnerd werden aan de straffen, die beloopen werden wegens het bijwonen van dergelijke vergaderingen. Vijf maanden lang betrachtte nu Cr. de voorzichtigheid, maar daarna ging alles weer den ouden gang. Cr. bezocht ook de omliggende plaatsen, o.a. Schagen. De spaansche gezant verzette zich tegen het vertrek van Cr., toen deze benoemd was tot rector te Gent, zoodat Cr. eerst met diens dood (1654) de vrijheid tot vertrek verkreeg. Maar Cr. bleef nog tot 1655, om met voorbeeldelooze opoffering de pestlijders bij te staan, en de kapel voor het publiek open te houden. Daarna nam hij zijn intrek bij de Jezuïeten, die in de Nobelstraat woonden, en vertrok vandaar nog in 1655 naar Aalst, waar hij rector werd en vervolgens naar Halle in dezelfde functie. Zijn laatste jaren sleet hij te Brussel.
Zie: Arch. Bisd. Utrecht III, 60; XI, 101; P.G. Bongaerts, De St. Theresiakerk ('s Gravenhage 1866) 23, 24.
Derks