[Corneliszoon, Cornelis]
CORNELISZOON (Cornelis). Leeghwater zegt in zijn Kleyn Chronykje: ‘Die de eerste Saag molens alhier in Holland gepractizeert ende gemaakte heeft, dat was een Boer van Uitgeest, die ik mede zeer wel gekent ende gesprooken heb.’ Honig zegt, dat de uitvinding daar in 1591, Soeteboom, dat zij in 1592 is gedaan en v.d. Aa, dat de molen in 1592 naar Zaandam verplaatst werd. De Chronyk van Medenblik en Loosjes stellen de overbrenging met meer waarschijnlijkheid in den voorzomer van 1596; althans 16 Januari 1595 verleende de vroedschap van Alkmaar hem een erf benoorden het Zeglis, ten einde daarop een door hem uitgevonden windmolen ‘omme alderley hout mede te sagen’ en desverkiezende een huis te bouwen, op voorwaarde alles ‘in tijde van periecle’ op aanzegging van burgemeesteren af te breken. C. Cz. wordt dan ook wel eens van Alkmaar genoemd. De molen, het ‘Juffertje’ genaamd, stond op een vlot om hem naar den wind te wenden, volgens de door J. Schenk uitgegeven prent Inventie van de Zaagh-Moolens met Lauw're-Crans voor Cornelis Cornelisz.
In het recht van octrooi, door den vinder van de Staten verkregen, verkocht de uitvinder aan dezen en genen een aandeel.
Zie: Leeghwater, Kleyn Chronykje (Amst. 1727), 11; Soeteboom, Oud-heden van Zaanland enz. II (Amst. 1702), 538; Burger, Chronyk van Medenblik (Hoorn 1767), 83; Loosjes, Zaanl. Dorpen (Haarl. 1794), 193; Honig, Geschiedenis der Zaanlanden (Haarl. 1849), I, 241; Bruinvis, De Molens van Alkmaar (1905), 37.
Bruinvis