[Brink, Barend ten]
BRINK (Barend ten), geb. 1 Nov. 1803 te Harderwijk, waar zijn vader Janten B. destijds rector van het Nassau-Veluwsch gymnasium was. Hij studeerde te Groningen in de letteren en rechten en promoveerde in 1828 in eerstgenoemde faculteit op een diss.: De lupo, lamiis et mormone, additis observationibus ad loca nonnulla ex M. Tulili Ciceronis libro I de Legibus, kort daarna in de rechten op een diss.: De hasta praecipue apud Romanos signo, imprimis justi dominii. Een drietal jaren vroeger was hij, als lit. hum. cand., te Gent met goud bekroond om zijn antwoord op een door de hoogeschool ald. uitgeschreven prijsvraag over de Wijsbegeerte van Seneca. In 1828 tot rector der latijnsche school te Appingedam benoemd, bleef hij die betrekking tot 1854 waarnemen; toen verhuisde hij naar Utrecht, waar hij tot 1864 als praeceptor aan het gymnasium werkzaam was. In dat jaar eervol ontslagen, bleef hij hier nog een tiental jaren als privaatdocent wonen, doch vestigde zich in 1874 metterwoon te 's Gravenhage, waar hij 21 Jan. 1875 overleed. Hij was gehuwd met Henriëtte Amalia Glasius.
Mr. B. ten Brink schreef een groot aantal bijdragen in verschillende tijdschriften: Mnemosyne; de Letterbode; de Kunstkronijk; Nederland; de Ned. Spectator enz. Ook in het Utrechtsch Dagblad en in den Gron. Volksalmanak; vroeger als student in den Gron. Studenten-almanak. Zeer belangrijk is zijn in 1867 met goud bekroond antwoord op een prijsvraag, uitgeschreven door het Prov. Utrechtsch Genootsch. v.K. en W.: Leven en Werken van Rijklof Michaël van Goens (Werken van het Genootsch. 1869).
Zie: Ned. Spect. 1875, 42.
Zuidema