Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 128]
| |
was de derde zoon van den doopsgezinden predikant Jan Boeke. Na den dood zijns vaders bezocht hij, van 1856-1859, het gymnasium te Utrecht, waarna hij leerling werd van de toenmalige Technische School aldaar. Drie jaren later werd hij door Prof. G.J. Mulder als leerling in de pharmacie voor Oost-Indië aangenomen, tevens legde hij het admissie-examen voor de universiteit af. In 1865, na het candidaatsexamen in de wis- en natuurkunde te hebben afgelegd, nam hij afscheid van de pharmacie en aanvaardde hij de betrekking van assistent aan het chemisch laboratorium te Groningen bij Prof. van Kerckhoff, bij wien hij 4 jaren bleef. 8 Maart 1869 promoveerde hij daar tot doctor in de wis- en natuurkunde op proefschrift Onderzoekingen omtrent de bereiding van amylglycerine. In Juli 1864 reeds werd hij benoemd tot leeraar in de chemie aan de hoogere burgerschool te Kampen, in 1870 aan die te Alkmaar, waar hij in 1873 A.Th. van Aken (I kol 49) (die tot inspecteur van het middelbaar onderwijs werd benoemd) als directeur opvolgde. Een jaar later huwde hij met Mej. P. Oort. Als lid der gezondheidscommissie verrichtte hij talrijke onderzoekingen van water, melk enz.; ook vele gerechtelijke onderzoekingen werden hem opgedragen. Meer dan 60 malen trad hij als spreker op in het natuur- en letterkundig gezelschap ‘Solus nemo satis sapit.’ In verband met zijn chemisch onderwijs schreef hij zijn Verzameling stoechiometrische vraagstukken, die 6 uitgaven beleefde en ook in het Duitsch werd vertaald en een Beknopte handleiding bij den aanvang van het onderwijs in de scheikunde en der praktische oefeningen in het laboratorium, waarvan 3 uitgaven verschenen. Tot zijn leerlingen behoorden o.a. de latere hoogleeraren Bakhuis Roozeboom en Hamburger, van wien J.M. van Bemmelen in de levensschets van zijn zwager Boeke (Tijdschr. v. toegepaste scheikunde en hygiëne VI (1902-03) 289) brieven aanhaalt, waarin zij mededeelden, wat zij aan Boeke te danken hadden. Zijn chemisch-experimenteele onderzoekingen hadden in hoofdzaak betrekking op de reactiën op ozon, de inwerking van ozon op pyrogalluszuur het drinkwateronderzoek en het opsporen en de gewichtsbepaling van arsenik in vergiftigingsgevallen. Sedert 1890 hield hij zich voornamelijk bezig met het mikroskopisch onderzoek van fonogrammen, de indruksels die in de rollen van den fonograaf door de klanken worden voortgebracht. De uitkomsten zijner methode zijn 1. de kennis van de overheerschende tonen (formanten) der klinkers, 2. het vaststellen van het muzikaal accent, 3. de benadering van de akoustische eigenaardigheden van enkele medeklinkers. Voor zijn belangrijke publicaties hierover en eenige andere geschriften zij men verwezen naar de bibliografie in het Tijdschr. v. toegepaste scheik. en hyg. VI (1902-03) 299-301. Jorissen |
|