[Binsbergen, Johannes Fredericus van]
BINSBERGEN (Johannes Fredericus van), geb. te Rotterdam 23 Mei 1808, gest. te Ter Neuzen 9 Mrt. 1890, zoon van den voorlezer in de rotterdamsche St. Laurenskerk Jan van B. en Neeltje Helderman, werd 12 Sept. 1826 als stud. theol. ingeschreven te Leiden, waar hij bleef tot 1830. In 1833 werd hij beroepen tot predikant te Schore en Vlake, wat aanleiding gaf tot zijne Korte geschiedenis der kerkelijke gemeenten van Schore en Vlake (Zzee 1845). In 1854 werd hij predikant te Hoek bij Neuzen, legde zich, ook in vereeniging met zijne vrouw, Mina Costerman, toe op litterarische werkzaamheid en deed vele vertalingen in verschillende tijdschriften verschijnen. Van hemzelf heeft men een Drietal verhalen (Schoonhoven 1851), terwijl hij ook schreef Gosswinus van Buitendijk, een geschiedkundig verhaal uit de eerste helft der 18e eeuw (hs. vermeld in de Cat. der boekverkooping G.D.J. Schotel ('s Grav. 1877) 167). B. werd 1 Oct. 1886 emeritus en vestigde zich toen te Ter Neuzen. Voor zijn vrouw zie dit deel.
Zie: Eigen Haard 1880, 112; Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen I (Midd. 1890) 40-41; Visscher en van Langeraad, Het Protestantsche vaderland I (Utr. 1903) 543.
de Waard