[Beukelaer, Cornelis of Beuckelaer]
BEUKELAER (Cornelis) of Beuckelaer, geb. te Dordrecht omstr. 1590, bezocht de latijnsche school te Veere onder Abraham Merius (II kol. 890), werd met attestatie uit Veere 25 Dec. 1610 lidmaat te Zierikzee, waar Nic. Cauwe en Adr. Hofferus zijn bloedverwanten waren, en 17 Juni 1612 als ‘Corn. Boekelar, Dordrac., bonarum et dein theol. stud.’ ingeschreven te Franeker, waar hij onder Andreae en Roorda Theses logicae de causis (Fran. 1613, op gem. archief te Veere) verdedigde. Alumnus van Veere tegelijk met Dan. Costerus, werd daar 6 Oct. 1615 besloten, dat hij met dezen te St. Andrews zou gaan studeeren, 9 Mei 1616 dat zij met de aanstaande ‘vendenge’ naar Saumur zouden gaan en 1 Nov. 1617 dat zij daar nog een half jaar zouden blijven. Als proponent bij de classis van Walcheren aangenomen 28 Mei 1618, trad hij 6 Oct. 1619 op als predikant te Kerkwerve en Noordgouwe, werd in 1620 beroepen naar Haamstede en Burgh (bev. 13 Dec.) en huwde als j.g. van Dordrecht 2 Mrt. 1621 te Zierikzee met Anna Jacobsdr. de Witte uit die stad. Verroepen naar Veere 3 Aug. 1627, waarheen hij eerst 19 Dec. vertrok, was hij tevens in 1645 ook predikant bij het leger in Vlaanderen onder Frederik Hendrik en nam na de verovering van Hulst op 4 Nov. 1645 daar met zijn ambtgenoot Pieter Lodewijks den dienst waar. Te Veere kreeg hij 25 Mei 1665 emeritaat. Over den slag op het Slaak (12-13 Sept. 1631) met bijzonderheden, ontleend aan het journaal van den vice-admiraal Mar. Hollaer, handelt zijn Jehova Nissi ofte Keetenslachsgedenckteeken (Midd. 1631), terwijl hij voorts uitgaf de meermalen herdrukte Schrick van Vlaanderen en Brabant enz. in 1645 (Midd. 1646) en Spiegel voor de
jeucht, daerin oude en jonghe konnen sien de wreede tyrannyen en moordadigheden, ghepleeght in meest alle de deelen van de wereldt (Midd. 1664).
Zie: Ermerins, Zeeuwsche oudheden VI (Midd. 1792) 196, 97; Renier, Nieuwe naaml. van pred. te Veere (Midd. 1834) 5 en 39; Nieuwhof, Gedenkboek van Haamstede (Tholen 1857) 64-65; Nagtglas, Levensber. van Zeeuwen I (Midd. 1890) 35; J. van der Baan in Algem. Nederl. Familieblad XII (1895) 179, 180; Visscher en van Langeraad, Prot. Vaderl. I (Utr. 1903) 442, 43.
de Waard