door calvinistische woelgeesten. De abdis had van haar zwager, den machtigen heer Jan van Hembyze, de stellige verzekering gekregen, dat hij haar steeds voor alle gevaar zou waarschuwen. 29 Sept. 1579 plunderde en verwoestte een bende Geuzen de abdij Terhage. De abdis had bijtijds hare zusters doen vluchten en zond ze twee aan twee bij vertrouwde bloedverwanten of vrienden, waar zij twee jaar verbleven. Toen Hembyze de abdis, die te Gent verbleef, wilde dwingen om te huwen, nam zij getrouw aan hare geloften de vlucht naar Brugge en van daar naar St. Omer, 1581. Zij ontbood alle zusters 26 in getal naar deze stad, waar zij met vaderlijke liefde door den bisschop werden ontvangen. Hier leefden zij in de grootste armoede, gesteund door de aalmoezen van den bisschop en van sommige rijke burgers, totdat zij na de inneming van Gent door Parma, 17 Sept. 1584. veilig konden terugkeeren in hun huis aldaar. De rekeningen van 1584 en 1585 vermelden den aankoop door de abdis van allerlei huisraad. Zij begon ook hare landen te doen bebouwen maar kon niet terugkeeren naar de abdij, die geheel verwoest was. Met de inneming van Axel door prins Maurits 17 Juli 1586 verdween alle hoop op herstel. De bevolking met de magistraat verliet de stad. Kort daarop werd geheel de streek door de overwinnaars onder water gezet. De parochie Beoostenblij met de ruïne van Terhage verdween voor altijd onder den vloed. De abdis besloot nu het klooster te Gent te vestigen, waarvoor zij jaren lang werkte. In 1586 betrok zij een ruimer huis in de Geldmunt, daarna in het hof van Ravestein. 19 Jun. 1589 kreeg zij een huis in de Molenaarstraat tegen een jaarlijksche afkorting, waar het nieuwe Terhage tot stand kwam enkele jaren na haar dood. Nijpend gebrek, kommer en zorg waren het
deel der abdis Louise Anschyns. Met mannelijken moed verdroeg zij tegenspoed, rampen en gevaar. Zij was een voorbeeld van nederigheid en zachtmoedigheid voor hare zusters met wie zij onvermoeid werkte om door spinnen, naaien en stikken of het onderricht van scholieren in het dagelijksch onderhoud te voorzien. Zeker was het een troost voor haar, dat geen enkele harer zusters ontrouw werd aan hare roeping tijdens die troebele tijden.
Zie: A. Sanderus, Flandria illustrata (ed. 1644) I, 139; (ed. 1732) I, 324; C. de Smet, Heilige en roemwaardige personen in Nederland (Brux. 1809) II, 515; Potter en Broeckaert, Gesch. der gemeenten van Oost-Vlaanderen (I. serie) V. Merelbeke, 71-75; Gallia Christiana V, 229; Staatsarchief Gent.
Fruytier