Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 33]
| |
wind der Spanjaarden onttrok. Onder zijn bestuur, bepaaldelijk sedert het jaar 1573, beraamden de aanhangers van den prins van Oranje herhaaldelijk plannen om de stad bij verrassing te nemen; door de waakzaamheid van Anderlech werden deze echter telkens verijdeld, sommige op het laatste oogenblik. In de stad was een sterke partij op de hand der Staatschen, welke bedektelijk gesteund werd, eerst door den ambtman in Neder-Betuwe en rigter in Tiel, Nicolaas Vijgh, die in 1574 door Anderlech in den Raad der stad openlijk voor ‘suspect’ verklaard werd en daarna door zijn zoon Diderik Vijgh, die in 1578 ambtman en rigter geworden was. Toen van dezen Diderik Vijgh het kasteel te Zoelen afbrandde, trachtte Anderlech dit aan brandstichting door Vijgh zelf toe te schrijven, wat echter niet waarschijnlijk is. Aannemelijker is, dat het kasteel door de Spanjaarden in brand is gestoken. Anderlech heeft zich nog tot den zomer van 1579 te Tiel weten te handhaven. Op 12 Mei van dat jaar wendde hij zich tot de Rekenkamer van Gelderland, onder mededeeling, dat, zoolang hij gouverneur te Tiel geweest was, Vijgh vele stukken had aangericht tot verachting en praejudicie van Zijne Majesteit, waarom het hem voorkwam, dat Vijgh ambt, leven en goed verbeurd had en een sequester behoorde aangesteld te worden om het ambt van Neder-Betuwe te bedienen. Niet lang na het schrijven van dezen brief door Anderlech zijn de Spanjaarden meester in Tiel gebleven. Door tusschenkomst van den prins werd het benoodigde krijgsvolk ter beschikking van Vijgh gesteld, die de stad weldra bezette en haar aan het bestuur van Anderlech onttrok. De stad is daarna, voornamelijk door het beleid van Vijgh, niet weder onder de macht der Spanjaarden gekomen. Rink |
|