[Amstel, Gijsbrecht IV van]
AMSTEL (Gijsbrecht IV van), zoon van den vorige, komt als domicellus of jonker het eerst voor in eene oorkonde van 22 Nov. 1252. Hij werd een machtig heer, wiens bezittingen een kleinen staat vormden tusschen Holland en Utrecht. Evenals zijn vader koos hij tegenover Utrecht de zijde van Holland. Zijn eerste strijd met den Bisschop liep echter ongelukkig af: bij den vrede te Bodegraven in 1257 werden hem vernederende voorwaarden opgelegd. Eenigen tijd later steunde hij Gelre tegen Utrecht: bij den vrede in 1261 werd hij toen in al zijne rechten bevestigd. In 1265 komt hij voor onder de vier ridders, die door den Bisschop werden aangewezen in een arbitrage-verdrag met Gelre, en in 1266 maakte hij deel uit van den Raad van den jeugdigen graaf Floris V. In 1267 en 1268 vinden wij Gijsbrecht aan het hoofd der Kennemers, die, na in Holland een boerenopstand te hebben verwekt, Utrecht innamen en eenige kasteelen van Amstel's vijanden verwoestten; het is niet onwaarschijnlijk dat hem bij de later gevolgde verzoening met den elect van Utrecht, Jan van Nassau, het slot Vreeland, dat hij tevergeefs had belegerd, in pandschap is gegeven. Eenige jaren later, 19 Sept. 1274, onderwierp Jan van Nassau zijne geschillen, zoowel met Gijsbrecht als met de stad Utrecht, aan de uitspraak van Floris V, die zijn invloed in het Sticht begon te doen gelden. In 1278 kwam een verdrag tusschen den Graaf, den Elect, Gijsbrecht van Amstel en Jan van Kuik tot stand, waarbij men zich tot wederzijdsche hulp verplichtte, en Gijsbrecht en diens broeder Arent bezegelden den zoen, die 6 April 1278 tusschen den Elect en de stad Utrecht werd getroffen. Weldra rezen er echter nieuwe geschillen tusschen Utrecht en Amstel, en wel over den tol, dien Gijsbrecht te Vreeland hief. In den zomer van
1279 leed Jan van Nassau bij Soesterenge een nederlaag tegenover den Amstelheer, doch nu kwam graaf Floris den Elect te hulp. In April 1280 werd Gijsbrecht bij Loenen door Renesse geslagen en gevangen genomen, en daarop moest zijn broeder Arent het slot Vreeland, dat door Floris werd belegerd, overgeven. De beide broeders werden in Zeeland in gevangenschap gehouden; eerst 27 October 1285 kwam een verdrag tot stand, waarbij Gijsbrecht zich volkomen aan den Graaf onderwierp, en zijn leenman werd. De verhouding tusschen Floris en Gijsbrecht schijnt later goed te zijn geweest: