[Amstel, Gijsbrecht II van]
AMSTEL (Gijsbrecht II van), zoon van den vorige, komt met zijne broeders Egbertus en Egidius of Gillis, in 1200 voor als getuige in eene oorkonde van bisschop Dirk II van Utrecht. In 1222 wordt hij heer van Amstel genoemd en blijkens verschillende oorkonden bezat hij den rang van ridder. Als vele andere ministerialen had hij dus alle kenteekenen van zijne onvrije afkomst verloren. In 1203 was hij het, die de gravin-weduwe van Holland, Aleyd, met haren schoonzoon Lodewijk van Loon, te scheep van Haarlem naar Utrecht in veiligheid bracht; waarvoor hij het volgende jaar moest boeten, doordat de Kennemers zijn land plunderden en zijn slot te Ouderkerk in brand staken. Of hij het te Amsterdam heeft herbouwd, is, minst genomen, onzeker. Hij breidde zijne bezittingen langs vreedzamen weg uit; hij ontving van graaf Willem I goederen in Boskoop; van de Abdis van Elten Nardinclant, en in 1226 Muiden, Weesp en Diemen van den Bisschop van Utrecht. In het volgende jaar trok hij met dezen en den Graaf van Gelre ten strijde tegen Rudolf, den kastelein van Koeverden; doch in den slag bij Ane werd het stichtsche leger verslagen; de Bisschop sneuvelde, en zoowel Gijsbrecht als de Graaf van Gelre vielen zwaar gewond in Rudolf's handen. Zij ontvingen vrijgeleide om bij de keuze van een nieuwen Bisschop tegenwoordig te kunnen zijn, waar hunne verschijning, in hun zwaar gewonden toestand, zulk een indruk maakte, dat de kapittelheeren het weldra over de keuze van een opvolger eens werden. Zij keerden vervolgens niet naar Koevorden terug, aangezien zij 1 Oct. 1227 door den Roomsch-koning van hunne belofte werden ontslagen, omdat Rudolf en de zijnen geëxcommuniceerd waren. Gijsbrecht II is