Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 15]
| |
dom Gulik, overl. 4 Dec. 1620. Hij beoefende de wijsbegeerte te Keulen in het collegie der drie Kronen onder Petrus Busaeus, en de godgeleerdheid te Leuven onder Joannes van Leuven (a Lovanio) en Jodocus van Ravenstein. In laatstgenoemde universiteit behaalde hij den graad van licentiaat in de godgeleerdheid. Volgens een aanteekening van pastoor Loverix te Sittard (1764-1780) was hij ook ‘Palatijnsch doctor’. Hij was eerst pastoor te Rodingen, vervolgens sinds 1581 te Sittard. Hij was ook kanunnik van het kapittel van St. Petrus aldaar en werd in den herfst van 1599 landdeken van het kapittel van Susteren, dat het gouden concilie werd genoemd. In 1580 droeg hij, blijkens den titel van een zijner geschriften, den titel van kapellaan van den Hertog. van Gulik, volgens J. Habets voerde hij dien titel ook in 1597. Hij was een ijverig herder en geleerd maar hevig controversist, zooals gedeeltelijk ook reeds uit de titels zijner werken blijkt. Hoewel het niet geheel zeker is, schijnt het mij toe, dat hij door zijn ijver wel wat al te ver werd gevoerd, en dat hem ontbrak wat een Franciscus van Sales en Fénélon zoo zeer deed beminnen zelfs door de andersdenkenden, wier overgang tot de katholieke Kerk toch ook hun doel was. Van Agricola's wijze van optreden nu is ons bekend, dat hij in 1611 zich zoozeer tegen de Evangelisch-Gereformeerden uitliet, dat Johan van den Broich en Martin Ramacker, bij den ambtman der gecombineerde ambten Born en Sittard, Spies, en den voogd Quirinarius een klacht tegen hem indienden op grond, zoo beweerden de aanklagers, van laster en hoon tegen hen, zoowel op den kansel als onder de burgers gepleegd. Een tweede bewijs is, dat hij volgens de door hem gemaakte aanteekeningen slechts 8 andersdenkenden tot het omhelzen der katholieke leer overhaalde, en dat waren anabaptisten, dus niet de meest ontwikkelden gewoonlijk onder de Hervormden en veelal menschen van de geringere klasse, nl. 6 Aug. 1599 drie, 15 Dec. 1599 één, 24 Januari 1603 één en 25 Mei 1602 drie. Als landdeken wellicht werd hij benoemd om geschillen tusschen de abdis en het kapittel van Susteren te beslechten. Door ouderdom uitgeput en door vrome nachtwaken uitgemergeld, zegt Hartzheim, overleed hij 4 Dec. 1624 te Sittard, volgens Dunckel op St. Caeciliadag (21 Nov.) of 4 December en werd in de parochiekerk (St. Pieterskerk) vóór de communiebank aan de zijde van het parochie-altaar begraven. Onder pastoor Vrancken (later bisschop van Attala en apostolisch vicaris van Batavia) bestond reeds het voornemen en plan om een monument voor Agricola op te richten en eene beschrijving van zijn leven en werken uit te geven. Zijn werken zijn: Speculum Biblicum officiorum cujusvis conditionis (1577, Duitsch); Demonstrationum Evangelicarum L. IV quibus demonstratur Christum secundum animam revera ad inferna descendisse et piorum animas inde e limbo liberâsse (Coloniae, 1578). Biblischer Bericht von der Catholischen Messen durch F.A. Pastor zu Rodingen (Cöllen 1580). (Dit werk is opgedragen aan Wilhelm den Oude en Jan Wilhelm den Jonge, hertogen van Gulik, Cleve en Berg, en de schrijver noemt zich hun kapelaan). Tractatus catholici duo de cultu et veneratione Divorum deque imaginibus sanctorum in caelo regnantium (Coloniae, 1580. Volgens Hartzheim, 1593, volgens Foppens, Bibl. Belgica, 1580, wat beter uitkomt, want in 1580 is Gerardus van Groesbeek, kardinaal-bisschop van Luik, 29 Dec. overleden en 21 Febr. 1578 | |
[pagina 16]
| |
werd hij eerst kardinaal, welken titel hij hier draagt, en 1614. Opgedragen aan Gerardus (van Groesbeek) kardinaal en bisschop van Luik); Diatriba Evangelica de conjugio et caelibatu sacerdotum, an necessum sit, sacerdotes, N. Testam. jure divino in perpetuo celibatu vivere per F.A. Pastorem Rodingensem (Coloniae 1582), opgedragen aan Ernest van Beieren, dat jaar gekozen tot bisschop van Luik; Tractatus orthodoxus de sanctorum reliquiis praesertim apud Grani Aquas, quas pia industria Carol. M. possident (Coloniae, 1581). Speculum poenitentiae (1582, Duitsch); De aeterno et vero Deo, necnon indubitato Christo et Messia Christianorum Lib. III adversum Calvinistas (Coloniae 1583), opgedragen aan Ernestus aartsbisschop van Keulen; Wahrhaffter Bericht von Martini Lutheri und seiner Consorten in Glaubensund Religionssachen handgreifficher Unbeständigkeit ex Dialogo Malcotii ins Hoch-teutsche gebracht und merklich gemehrt durch Fr. A. Pastor in Sittard (Cöllen 1583); Ketzer- Brunn oder Grund-Wurtzel aller Secten (Cöllen 1583), opgedr. aan Willem den oude en Joannes Wilhelmus den jonge, hertogen van Gulik en met een tweede voorrede gedagteekend Sittard 1583, 24 Aug. aan zijne parochianen toegewijd; Commentarius de verbo Dei scripto et non scripto (Leodii 1597); Tractatus de primatu S. Petri Apostoli et successorum ejus R.R.P.P. per Fr. A. (Coloniae 1599). Het werk is aan Paus Clemens VIII toegewijd en opgenomen in de Bibliotheca maxima Pontificia a Roccaberto, XII (1698). De lectione horarum canonicarum: de lectione sacrae scriptura, ejusque interpretibus orthodoxis (Leodii 1600); Attestatio S.S.P.P. tam Graecorum, quam Latinorum quod S. Petrus Apostolus Romae fuerit, Romanos primus ad fidem converterit ibi usque ad mortem Episcopatum gesserit. Collecta per R.F.A. (Coloniae 1605), opgedragen aan Paus Paulus V; De periculoso et abominabili statu concubinariorum impoenitentium (Coloniae 1604); Paralleli S.S. Bibliorum, hoc est demonstratio ocularis et bipartita, quod plurima quae uni solique Deo conveniunt, hominibus et aliis creaturis recte tribuantur, ex scripturis contra sectarios omnes hujus saeculi per F.A. (Coloniae 1614), opgedragen aan Ferdinand, aartsbisschop van Keulen. Hetzelfde boek verscheen in hetzelfde jaar en op dezelfde drukkerij met onveranderden titel, de bijlagen een weinig veranderd; Propugnaculum fidei, sive defensio honoris divini et sanctorum contra haereses hujus saeculi, in quo demonstratur eadem attributa Deo et creaturis tribui; De amplissimis privilegiis et certissimis signis verae Christi in terris Ecclesiae (Coloniae 1616); Ehren-Rettung Mariae, der Mutter Gottes (Cöllen 1616), opgedragen aan het Kon. Kapittel te Aken. In dit boek verdedigt hij de eeretitels, vereering, tempels door de Katholieken aan Maria toegewijd, uit de H. Schrift met een kleine inlichting van hun waren zin. Vitae Sanctorum, das ist, Leben und Sterben der fürnehmsten Heiligen auff alle Tag durchs gantze Jahr, nach gemeiner Catholischen Kirchen Calender gerichtet. Wie imgleichen das Leben unseres Seeligmachers Jesu Christi und der H. Jungfrauen Maria kürtzlich verfasset und beschrieben durch den H.F.A. mit Zusatz der Leben derjenigen Heiligen, so innerhalb hundert Jahren in der Römischen kirchen geleuchtet, und ihrer Heiligkeit gewisse Zeichen haben (Cöllen 1618), met voorrede, waarin gelukwenschen aan Wolfgang Wilhelm hertog van Gulik, die in de katholieke kerk was ingetreden. Confutatio Anabaptistorum Germanice; Meditationes hebdomadales de passione et morte Domini; | |
[pagina 17]
| |
Precationes catholicae ad. Ss. Trinitatem; De Christo Salvatore ejusque regno gratiae et gloriae tum cognoscendo, tum capessendo. Een lijst zijner werken bij: Hartzheim, Bibliotheca Coloniensis (Col. 1747) 79; J. Habets, Bijdragen tot de geschiedenis van de voormalige stad Susteren in Publ. Soc. arch. et hist. de Limbourg, VI (1869) 530; A. Dunkel in Sittarder Stadts und Kreises Kalender 1823, 65; G. Hoeffer, Geschichte der reformirten Gemeinde zu Sittard, zum dreihundertjahrigen Feier der ersten Verkündigung des reinen Evangelium 120, 18; Martinus Jansen, Handschriftelijke aanteekeningen over Sittard (in het Rijksarchief te Maastricht), Jos. Russel, Kronijk of geschiedkundige beschrijving der stad en voormalige heerlijkheid Sittard, met aanhangsel over koning Zwentibold en de Heerlijkheid Born (Maastricht, 1862), 32-35. Flament |
|