[Woord vooraf]
Het derde deel van het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek heeft langer op zich laten wachten dan het plan was. De voornaamste reden van dit ongewenscht oponthoud was, dat de leider van den ganschen arbeid door verandering van woonplaats en betrekking geruimen tijd verhinderd was om het werk voort te zetten; zoodra hem dit mogelijk werd, heeft hij den onderbroken arbeid weder opgenomen. Bovendien hadden wij het overlijden te betreuren van onzen hooggewaardeerden medewerker E.W. Moes, in wiens handen de aanvulling der biografieën met kunsthistorische aanteekeningen en de samenstelling van een groot deel der biografieën van kunstenaars was gelegd; gelukkig vonden wij den heer Jhr. H. Teding van Berkhout bereid ook deze taak van zijn betreurden voorganger op zich te nemen, waarbij diens nagelaten aanteekeningen te zijner beschikking stonden Ook de dood van onzen waarden vriend C.G. Frentzen, den ijverigen directeur van A.W. Sijthoff's Uitgevers Maatschappij, veroorzaakte eenig oponthoud; met weemoed herdenken wij zijn onverdroten belangstelling voor deze uitgave, die niet het minst aan zijn krachtigen steun haren voortgang te danken heeft. En in dit verband mogen wij ook niet zwijgen van het heengaan van onzen ouden vriend A.W. Sijthoff zelven, in wiens altijd werkzaam brein reeds vele jaren geleden het plan tot zulk een uitgave gerijpt was en die met zijn alom bekende energie niet aarzelde om zijn toestemming te geven tot deze onderneming, die wij hem ten slotte voorstelden.
Wat zullen wij overigens nog aan deze voorrede toevoegen behalve onze dankbetuiging aan de medewerkers, die ondanks alle oponthoud ons krachtig hebben willen helpen op het oogenblik, toen de arbeid weder kon worden voortgezet? Ook enkelen hunner zijn ons intusschen ontvallen, maar de open plaatsen werden spoedig door nieuwe medewerkers aangevuld en wij mogen ons verheugen in hunne hartelijke belangstelling in ons werk.
Die belangstelling bleek ook uit ‘Opmerkingen’, waarmede De Wapenheraut ons verraste. Allerlei kleine en groote fouten of vergissingen, in een werk als dit overigens bijna onvermijdelijk, kwamen daardoor tot onze kennis; wij hopen er later dankbaar gebruik van te maken, zoodra wij aan de ‘verbeteringen’ toe zijn. Wij kunnen dit evenwel niet beloven ten opzichte van die talrijke daar gemaakte opmerkingen en gegeven toevoegingen, die voor een genealoog van belang mogen zijn, maar in een biografisch werk als dit niet op hare plaats