ken en Zweden ging intusschen voort en Obdam kreeg in 1658 last met 35 schepen 38 compagnieën krijgsvolk naar Denemarken te brengen; in de Sont ontmoette Obdam een vijandelijk eskader dat hij na een hevig vechten tot terugtrekken noopte; de admiraal de With behoorde onder de gesneuvelden, evenals Pieter Florisz. (9 Nov. 1658). Hij overwinterde in de deensche wateren, vereenigde zich later met het eskader van de Ruyter en keerde Nov. 1659 in Holland terug.
Bij het begin van den tweeden engelschen oorlog werd Obdam op 24 Mei 1665 tegen de Engelschen afgezonden met een eskader van 103 oorlogsschepen, 7 jachten, 11 branders, 12 galjoten, bemand met 23200 koppen en voorzien van 4869 kanonnen. Een treffen met de engelsche vloot onder den hertog van York had op 13 Juni bij Lowestoft plaats, waar een moorddadige slag geleverd werd, waarin Obdam's admiraalschip ‘de Eendragt’ hetzij op bevel, hetzij door toeval in de lucht vloog, terwijl het met York's admiraalsschip ‘the Royal Charles’ in een woedend gevecht gewikkeld was. De slag was daarmede voor de onzen verloren. Obdam's lijk werd niet gevonden; door de Staten werd in de Groote Kerk te 's Gravenhage een aldaar nog aanwezige tombe opgericht, vervaardigd door den beeldhouwer Bartholomeus Eggers.
Een door G. van Honthorst geschilderd portret hangt op Twickel (J. Suyderhoef sc.). Een door Adr. Hanneman geschilderd is gegraveerd door Th. Matham. Ook C.v. Dalen e.a. hebben zijn portret in prent gebracht. (Zie nader: E.W. Moes, Iconographia Batava, no. 8893).
Obdam had te Maarsen op 28 April 1633 gehuwd Agnes van Renesse van der Aa, vrouw van Schonauwen, overl. 1661, dochter van Johan, lid der Stat. van Utrecht, en Catherina van Arnhem. Zij wonnen behalve jong of ongeh. overl. kinderen: Jacob (5) die volgt en Anna Charlotte Elisabeth, geb. 1638, overl. 1672, gehuwd (1658) met Adriaan Werner vrijheer van Pallant, heer van Keppel en Voorst, zoon van Johan Frederik en Isabelle Geertruid vrijin van Brempt.
Zie: Obreen, Gesch. gesl. Wassenaer 130 en 214; Navorscher 1902, 406; Kernkamp, Baltische archivalia passim; G.L. Grove, Journalen van de admiralen van W.-O. en de Ruyter gedurende hunne scheepstochten in de Deensche wateren, 1658-1660 (Utrecht 1907, Werken Hist. Gen. 3e Ser. 23.).
Obreen