[Tydeman, Barend Frederik]
TYDEMAN (Barend Frederik), geb. te Utrecht 8 Nov. 1784, overl. 21 Oct. 1829, zoon van Meinard (1) en Sophia Theodora de Beveren. Hij werd in 1801 te Leiden student in de godgeleerdheid en legde zich ook op het Arabisch toe.
Tot zijne studievrienden behoorde E.A. Borger. Op 17 Juni 1809 verdedigde hij een Specimen philologicum exhibens conspectum operis Ibn Chalicani de vitis illustrium virorum (Leiden 1809). 2 Juli van hetzelfde jaar deed hij zijn intrede als predikant te Herveld, waar hij ook in het huwelijk trad. Uit dit huwelijk werden 4 kinderen geboren.
In 1815 vertrok hij naar Franeker en in het volgend jaar naar Dordrecht, waar hij tot zijn dood bleef.
In 1822 benoemde de Senaat der leidsche Universiteit hem tot doctor honoris causa in de theologie. Hij heeft stichtelijke poëzie geschreven; ook is van hem een lijkrede op E. Kist gedrukt.
Zie: Alg. Konst- en Letterbode, 1831, I, 131 vlg. die zijn geboorte op 29 Nov. stelt; J.G. Veltman in H.W. Tydeman's Letter- en geschiedk. Mengelingen (Zalt-Bommel 1836) 1 vlg.
Wensinck