[Stephaen, Jan]
STEPHAEN (Jan), ook genoemd Jan Servaes of Jan van Oostburg naar zijne geboorteplaats, geb. 13e eeuw, overl. 25 Febr. 1296, misschien beter 1298. Hij werd in 1274 in zijne abdij Ter Doest, O. Cist. waar hij het ambt van cellier waarnam, tot abt gekozen. Het generaal kapittel der orde belastte hem en den abt van Duinen met een onderzoek over de verplaatsing van het vrouwenklooster Ter Kameren of Noorddijk O. Cist. van Noord-Beveland naar het eiland Walcheren, 1274. De roem van zijn oeconomisch bestuur riep hem kort daarna tot den abtszetel der moederabdij van Duinen. Hij berustte slechts in de keuze (de zaken der abdij stonden ongunstig) op bevel van den abt van Clairvaux. De kroniek der abten van Duinen, niet zeer juist op bet punt der jaartallen, zegt, dat hij in 1280 aan het bestuur kwam, 19 jaar regeerde en in 1296 overleed. De Visch stelt het jaar van zijn dood in 1299. Omdat zijn opvolger op den abtszetel van Ter Doest reeds voorkomt in een oorkonde van Juli 1279 is het jaar 1298 waarschijnlijker. Bekend als een geleerd en welsprekend man, deed hij de wetenschappen en studiën in zijne abdij bloeien, zoodat verschillende zijner monniken aan het college St. Bernard te Parijs als professor optraden. Niettegenstaande de zware overstroomingen der abdijgoederen in Hulsterambacht wist hij deze overgroote Iasten te boven te komen; ja, zijne monniken slaagden er zelfs in den doorgebroken polder van Ossenisse, groot 1133 gemeten, te bedijken, een werk te vergeefs eerst door de inwoners en vervolgens door de moermeesters van den graaf van Vlaanderen beproefd (1291).
Zie: Chronique de l'abbaye de Ter Doest (Brug. 1845) 15; L. van Hollebeke, Lisseweghe son église et son abbaye (Brug. 1863) 98-104; C. de Visch, Compendium Chronologicum B.M. de Dunis (Brug. 1660) 67, 68; Cronica et eartularium monasterit de Dunis (Brug. 1864) 11, 51, 219, 377, 379, 657; Martène et Durand, Thesaurus novus anecdotorum IV, 1446; Sanderus, Fland. Illustr. (Hag. Com. 1732) II, 96; Gallia Christ. V, 292.
Fruytier