lijke verklaring van des profeten woorden verdedigde, ontzagen zij zich niet hem luidkeels in de rede te vallen, hem een kwaker en een lasteraar te noemen en te vorderen, dat hij den predikstoel verliet, aan welke vordering v.S. eerst voldeed, nadat een burgemeester daaraan kracht had bijgezet. Predikstoel en Avondmaal werden hem daarop ontzegd. Op het stadshuis ontboden en wegens zijn boud optreden gevangen gehouden, teekende hij, op aansporen zijner familie, bij wijze van boete, 5 door den kerkeraad opgestelde artikelen, maar weinige weken later herriep hij zijne onderteekening, ten gevolge waarvan hij ook zijne betrekking bij het onderwijs verloor. 21 Nov. 1675 liet hij zich te Leiden als student, 11 Sept. 1677 te Harderwijk als candidaat in de medicijnen inschrijven; in laatstgenoemde stad zal hij het doctoraat gehaald hebben. In 1682 weder te Rotterdam wonende, benoemde de vroedschap van Alkmaar hem 4 April tot conrector. Van S. heeft zich daarop niet laten afdingen, maar het ten volle genoten. Toen de vroedschap 25 April 1693 den rector Mobach (kol. 927) ontslag verleende, besloot
zij voor de openvallende plaats regard te slaan op v.S., indien zich geen bekwamer sollicitanten opdeden. De keuze viel 10 Juni op den rector Moqueris te Leeuwarden, mits deze een aannemelijken kostprijs voor leerlingen zou opgeven, maar M. besloot te Leeuwarden te blijven, waar hij mede-curator was en geen kostleerlingen behoefde te houden. Nadat nog Bernardus Zijtsma, rector te Zalt-Bommel, zijn dienst had aangeboden, werd v.S. 18 Juli benoemd. Hij zou niets genieten voor de tijdelijke waarneming van het rectoraat, cn tot een redelijken prijs convictores aannemen, zich geheel aan zijn ambt wijden en de visites als med. doct. ten uiterste tot de vrienden bepalen, en waar hij zich, behoudens eer en noodzakelijkheid, niet zou kunnen onthouden. Hij bleef rector tot in 1707, toen hij 11 Mei op zijn verzoek ontslag bekwam. In zijn laatste levensjaar was hij kerkmeester. Hij is 3 malen gehuwd: in Maart 1685 te Rotterdam met Hendrikje de Visscher, overl. in Jan. 1694; in Oct. 1694 met Geertruida van Schundelen, weduwe uit Rotterdam, ald. op reis zijnde, onverwacht overl. in Nov. 1704; en 23 Mei 1706 te Alkmaar met Elisabeth Sevenhuysen, overl. begin April 1719. Van v.S. heeft het licht gezien: De vijfde monarchie ofte 't Rijke der Heyligen, Schriftmatig bewesen. Door Alhart de Raedt, professor in de H. Theologie, in zijn boek genaemt: Verantwoordinge der Waerheyt Apologia veritatis adversus Maresium. Uyt het Latyn vertaelt en met een predicatie over de zelve stoffe verrijkt door Everard van Someren. Gedruckt op eygen koste [met geldelijken steun van C.v. Beuningen] (Rott. 1674, 8o. 380 blz.). De preek verscheen ook afzonderlijk met den titel: Predicatie over de woorden Daniels, cap. 2:
vs. 44, 45, waar in de vyfde monarchie ofte 't ryke des heyligen, duydelyk en krachtelyk uyt Godts woordt bewesen ende de voors. eygenschappen derselver uytgehaalt worden, en aangedrongen, geh. den 28 Jan. 1674 (Te Rott. gedr. voor den autheur). Nog verscheen: De predicatie over de vyfde Monarchie ofte 't Ryke der Heyligen in syn volle kracht herstelt en 't gene tot deszelfs nadeel ondertekent was 't eenemaal herroepen (Rott. 1674) met een latijnsch vers van Johannes Texelius.
Zie: C.B. Hylkema, Reformateurs, 2e stuk, 197; J.B. Kan, Gesch. Erasm. gymn. (1884) 45; Navorscher LI, 561-63.
Bruinvis