[Snickers, Petrus Mathias]
SNICKERS (Petrus Mathias), geb. te Rotterdam 11 April 1816, overl. te Utrecht 2 April 1895. Hij begon zijn lagere studiën aan het gymnasium te Megen en voltooide ze op het kl. seminarie Hageveld, toen nog onder Velzen gelegen. Hij werd na het beëindigen van zijn theol. studiën te Warmond 27 Maart 1841 tot priester gewijd en was nu achtereenvolgens kapelaan te Poeldijk, Pijnacker, Amsterdam, Haarlem en Overveen, om vervolgens 30 Oct. 1848 tot pastoor van Lutjebroek te worden benoemd en vijf jaren later tot past. van Scheveningen. Hier bouwde hij, grootendeels uit eigen middelen, een nieuwe kerk. Toen de bouw was voltooid, ondernam hij in 1859 met twee vrienden een pelgrimstocht naar het H. Land. In 1863 verscheen het verhaal zijner ervaringen op deze pelgrimsreis, dat gretig is gelezen. Onderwijl was de schrijver regent geworden van het kl. seminarie Hageveld en bleef daar tot 1869, toen hij tot president van het seminarie te Warmond werd benoemd. Tijdens zijn bestuur werden de voorbereidingen gemaakt tot het stichten van een afzonderlijk bibliotheek-gebouw, waarvan het eerste gedeelte in 1879 tot stand is gekomen. Hij was echter tot nog hooger staat geroepen. Reeds 8 Aug. 1874 als vicaris generaal aangesteld, werd hij bij den dood van Mgr. Wilmer tot vicaris capitulaar benoemd, om vervolgens tot algemeene voldoening der geestelijkheid zelf op den Stoel van Haarlem plaats te nemen. Zijn benoemingsbrief dateert van 31 Juli 1877 en op 2 Sept. volgde de bisschoppelijke wijding in de kapel van het seminarie te Warmond. Ter herinnering aan zijn vroegeren pelgrimstocht voerde hij als bisschoppelijk wapen: het kruis van Jeruzalem, en tot spreuk: ‘laboris, non honoris’, de opvatting van zijn gansche levenstaak! 20 Nov. 1877 kregen de
statuten van de Sint Gregorius-vereeniging, ingesteld om den kerkelijken zang te bevorderen, zijn goedkeuring voor het gansche diocees. Onder dit bestuur kwam ook het kanoniek proces ten einde betreffende de vereering van Lidwina, dat gevolgd is door een decreet van Leo XIII, 14 Maart 1890 uitgevaardigd, waarbij die vereering werd bekrachtigd. Ook verrees er op het martelveld buiten den Briel een houten kapel met omgang ten dienste der talrijke pelgrims, welk heiligdom door hem is ingezegend op 9 Juni 1880. Haarlem zou echter zijn beminden bisschop niet lang meer mogen behouden. Toen 19 Sept. 1882 de aartsbisschop van Utrecht, Mgr. Schaepman, was gestorven, benoemde Leo XIII bij breve van 3 April 1883 den bisschop van Haarlem tot diens opvolger. Bij het scheiden ontving de zoo nederige en milde kerkvorst van zijn geestelijkheid, welke hem als een vader vereerde, een borstkruis met bisschopsring ten geschenke. Twaalf jaren heeft hij aan het hoofd der utrechtsche kerkprovincie gestaan. Toen zijn krachten hem begonnen te begeven, vroeg en verkreeg hij van den H. Stoel in Henricus van de Wetering een coadjutor. Zelf was hij niet meer in staat dezen de bisschoppelijke wijding toe te dienen; de consecratie geschiedde niettemin, te Hilversum op 24 Maart 1895, nog in zijn tegenwoordigheid; ruim een week later kwam de aartsbisschop reeds te overlijden.
Zijn geschilderd portret, een kniestuk door Canta, in de bisschoppelijke woning te Haarlem, is geëtst door P.J. Arendzen; een ander is door D.J. Sluyter gegraveerd.
Van hem: Pelgrimsreize naar het H. Land, gedaan