[Semeyns, Pieter Simonsz. (1)]
SEMEYNS (Pieter Simonsz.) (1), zoon van Simon Meinertsz. Semeyns en Rijkele Frederiksdr. (kol. 1312), geb. vóór 1539, overl. 1589 te Enkhuizen, geh. 1o. vóór 1566 met Liefjen Langius dochter van Paulus Langius en van Margaretha Buyck van Amsterdam; 2o. 1585 met Diew Frederiksdr. Over zijn aandeel in den opstand tegen Spanje en de bevrijding van Enkhuizen zie de art. over zijn vader en zijn broeders Meinert en Jacob.
Brandt noemt hem als een dergenen, die, de hervormde religie toegedaan, reeds in 1570 in geheime verstandhouding waren met de commissarissen van prins Willem I om het spaansche juk af te schudden. Terwijl zijn vader, die gevlucht was, bij Emden vertoefde, nam hij als hopman van de burgerij met het zwaard in de vuist, krachtdadig deel aan de omwenteling der stad in 1572. Afwisselend zeekapitein op zijn schip de ‘Sint Pieter’ en hopman van de burgerij, wordt hij mede genoemd onder de kapiteins van Enkhuizen, die zich roemrijk van hun plicht kweten in de slagen op de Zuiderzee in 1573 en aan den Diemerdijk. In 1584 voerde hij bevel over de manschappen op de galijen bestemd naar de Eems en in 1587 over het schip ‘Melknap’, in de haven van Enkh. gereed liggende om zoo noodig tegen de leicestersche partij te handelen. Hij was koopman, reeder en eigenaar van een scheepstimmerwerf en van het ouderlijk huis ‘de Blauwe Pynas’ op het zuideind van de Breestraat. Hij wordt genoemd in het privilegie 26 Oct. 1577 door prins Willem I aan hem en zijn broeders verleend.
Zijn geschilderde beeltenis is onnaspeurbaar verdwenen doch door Samuel Sylvius Klinkdigten II (1729) 190 is daarop een gedicht vervaardigd.
Zie, beh. de algemeene werken: Brandt, Hist. v. Enkh., Schepen burgerregister van Enkhuizen; Resolutien Gecommitteerde Raden; Navorscher XXII (1872) 52.
de Vries van Doesburgh