[Schuyt, Cornelis]
SCHUYT (Cornelis), zoon van den volg. en Maria Dircxdr. geb. te Leiden in 1557, overl. te Leiden 12 Juni 1616, was organist en klokkenist te Leiden, in welken dienst tijdens het leven van zijn vader Floris (overl. 1601) door hen beiden bij afwisseling voorzien werd, naspeurbaar sinds 2 April 1593 zoowel in de Pieters- als in de Hooglandsche kerk. 7 Juni 1593 huwde hij voor Schepenen van Leiden met Cecilia Pietersdr. van Uitgeest. Zijn muzikale opleiding had hij ontvangen gedeeltelijk van zijn vader, gedeeltelijk op stadskosten in Italië. De bibliografie zijner werken is gegeven in Bouwsteenen II, 131 en Tijdschr. muziekgesch. V (1897) 255. Drie zijner vijfstemmige madrigalen, ontleend aan de Plantijnsche editie van 1600, zijn door Eitner uitgegeven in de 5e uitgaaf (1873) der Vereeniging voor Noordnederlands muziekgeschiedenis. In de Nederduitsche poemata van Dan. Heinsius (Amst. 1618) 53, is opgenomen ‘Op het Musijckboek van Meester Cornelis Schuyt van Leyden aen M. Knotter’.
Zie: Bouwsteenen reg.; Gedenkboek der reductie van Groningen in 1594, 252; Tijdschr. muziekgesch. V, 244; Alg. ned. Fam.blad XII (1895) 43; Bronchorst, Diarium (1898) 120.
Enschedé