hebben, om hen, die grootendeels Duitschers, Lutherschen, waren, ervan te overtuigen dat zij aan dit beleg geen deel mochten nemen. Deze brief richtte natuurlijk niets uit. Na het beleg, waarvan hij de geschiedenis heeft beschreven in zijne Historia van der tyt der swaere belegering ende wonderlijcke verlossinge der Christelijcke ghemeente der stadt Woerden in Hollant der Augsb. Confessie toeghedaen, heeft hij met zijn ambtgenoot en geestverwant H. Fredeland, die in 1577 uit Hamburg herwaarts was gekomen krachtig gearbeid aan den opbouw van het lutheranisme in Woerden en in Antwerpen. Hij verdedigde ‘de huiskerken’ tegenover hen, die meenden, dat alle conventikels uit den booze zijn, als echt luthersch en streed hevig met allen, die gereformeerd gezind waren. Toen de Prins in 1579 de wethouderschap van Woerden veranderde en er gereformeerden in werden opgenomen, brak zijn toorn los. De Staten mengden zich weldra in de geschillen, die hierdoor ontstonden en nog in ditzelfde jaar werd hij uit zijn ambt ontzet. Nog bleef hij in de stad en stichtte zijne getrouwen in eigen woning. Ook dit werd hem verboden en 4 April 1580 besloten de Staten, dat hij het land moest verlaten. Hij vertrok, vermoedelijk weer naar zijn vaderland. Saliger is een van degenen, aan wien de Lutherschen in Nederland veel te danken hebben, want mede door zijn optreden is de huiskerk ingeburgerd, zonder welke er nooit een nederl. luthersche Kerk zoude zijn ontstaan.
Behalve het boven genoemde schreef hij nog: Een christelijk Tractaat, inhoudende 't regt geloof en de bekentenis van de vereeniging der twee ongelijke naturen, te weten de godlijke en de menschelijke in den eenigen persoon Jesu Christi, van zijn hemelvaart en zitten ter rechterhand des eeuwigen Vaders en van zijn heilig Avondmaal, met de wederlegging van de erroren ende dwalingen derzelven (1576; in 1609 herdrukt). Zijne Articulen van der huyskercken der christelycker Gemeynten der Ausborgschen Confessie toegedaen in val der noodt daer men dat openbare predigampt niet gehebben en can gelijk hiernaer volgen (1577) en zijn Antwoordt der Predicanten tot Woerden in Hollandt op sommiger christenen bedencken tot Antwerpen van wegen der huyskercken der gemeynten Godts aldaer der A.C. toegedaen zijn afgedrukt in Godgeleerde Bijdragen XXIX, 401 vlg. en 481 vlg.
Zie: Schultz Jacobi en Domela Nieuwenhuis, Bijdragen tot de gesch. der Ev. Luth. kerk, III, 60 vlg.; J. Wiggers, Kirchengesch. Mecklenburgs (Parchim 1840) 145, 182; Reitsma en v. Veen, Acta II, 153, 175; Brandt, Hist. d. Reformatie I, 429, 662-664; Pont, Gesch. v.h. Lutheranisme in de Nederlanden tot 1618 (1911) 79, 90, 308 vlg. 364 vlg. e.e.
Pont