hebben wij zijn geboortejaar gesteld op ± 1540. De oudst bekende van zijn geslacht was Henrickde Ruyter, wiens zoon Henrick reeds in 1506 overleden was, achterlatende twee kinderen Henrick en Elisabeth. Deze derde Henrick was in 1531 reeds gestorven, achterlatende een zoon Henrick, den vader van Herman.
Herman was dus een poorter van vier geslachten her uit den Bosch. Hij had een ouderen broer Henrick, twee oudere zusters en eene, die jonger was. Van zijn ouders erfde Herman, die ‘ossencoopere’ was, het huis ‘de Bellaard’ in de Orthenstraat te 's Hertogenbosch bij het St. Geertruiklooster (thans No. 55). Hier hield hij in 1566 en 1567 verblijf met zijne vrouw. Het door deze laatste ten huwelijk meegebrachte huis ‘in de drie Nobelen’, dat in den Bosch in de Vughterstraat stond, verkocht Herman reeds 20 Febr. 1564. Herman de Ruyter kan gerekend worden onder de gegoede burgers van den Bosch en had ook van zijne vrouw wel 3000 gulden ten huwelijk gekregen.
In 1566 en 1567 treedt hij in den Bosch naar voren als een ijverig gereformeerde, hoewel hij geen lid was van den gereformeerden kerkeraad of het consistorie. Hij begeleidde de predikanten, nam deel aan de geuzenprediking en bracht in Febr. 1567 den kapitein A. van Bombergen in de stad, die zich tot in April aldaar als heer en meester gedroeg, terwijl Herman optrad als ‘schouteth des voerschreven Bombergen’. Toen dan ook 11 April deze laatste vertrok en weenende de stad verliet, reed Herman naast hem. Wellicht ging de Ruyter naar het land van Kleef. Natuurlijk behoorde ook hij onder het getal der burgers, die verbannen werden en wier goederen werden geconfisqueerd. Hij wendde zich thans tot den Prins van Oranje en werd diens ‘emissario’ in de Betuwe en noordelijk Brabant. Hij komt Zaterdagavond 9 Dec. 1570 plotseling weer te voorschijn, doordien hij met enkele anderen, als franciscaner monnik verkleed, bij verrassing het slot Loevestein innam. Deze inbezitneming geschiedde onder de goedkeuring van Prins Willem van Oranje. Bij deze gebeurtenis werd de slotvoogd Arnt de Jeude, heer van Hardinxvelt, vermoord. Zijne tweede echtgenoote, Maria Boysot, bleef in handen der overrompelaars; in de eerstvolgende dagen werd zij door een musketkogel licht gewond, herstelde echter hiervan en stierf ten slotte anno 1615 te Brussel meer dan tachtig jaar oud. Met een twintigtal mannen nam de Ruyter het slot in bezit; 's Maandags voegden zich nog een achttal bij hem. Donderdag 14 Dec. kwam de spaansche kapitein Lorenzo Perea met 50 soldaten uit het garnizoen van den Bosch voor Loevestein. Op bevel van Alva kwamen in den nacht van Zaterdag op Zondag er nog 60 haakbusschutters uit 's Hertogenbosch en toch hield de bezetting het nog tot
Dinsdag 19 Dec. uit. Nadat door veldgeschut een bres gemaakt was, ontstond een hevig gevecht van man tegen man en des morgens om elf uur werd het slot stormenderhand door de Spanjaarden herwonnen. De Ruyter stierf daarbij den heldendood niet tengevolge van het in de lucht laten springen van het kasteel; hieromtrent verhalen de oudste berichten niets. Hij heeft zich geweerd met een groot slagzwaard, zoolang hij kon, doch werd eindelijk door de Spanjaarden gedood. Dezen sloegen het lijk het hoofd af, namen dit mede naar den Bosch, waar zij het ‘in kleinachting van alle vrienden en bekenden’ op de Markt op het schavot zetten, waar het lang moet hebben gestaan. Zeventien partijgangers van de Ruyter