[Rosengeyn, Johan Lodewijksz.]
ROSENGEYN (Johan Lodewijksz.), zoo genoemd naar het eiland Sarangoeni der Bandagroep, waar hij als ‘vrij burger’ vermoedelijk zich verdienstelijk heeft gemaakt, in elk geval ter onderscheiding van een naamgenoot, bevond zich op de vloot van Steven van der Haghen, die 21 Februari 1605 voor Ambon verscheen. Op diens last maakte hij, als koopman, met Willem Jansz. in 1606 met het jacht ‘Duyfken’ den tocht, die tot de ontdekking van Nieuw-Holland leidde. In 1608 was hij in dezelfde qualiteit op 't jacht ‘Delft’ en kapitein te water op Ternate; 2 April kwam hij van daar te Ambon met de ‘Groote Sonne’. In Juni d.a.v. nam hij onder admiraal Paulus van Caerden deel aan diens veroveringen en overwinningen in de Molukken. In Nederland teruggekeerd, ging hij in 1611 andermaal naar Indië met het schip ‘de Son’, tot de vloot van Adriaan Block Martensz. behoorende. In Febr. 1613 werd hij benoemd tot koopman te Tidore. In Febr. 1616 gelastte de gouverneur-generaal Laurens Reaal hem, zich als opperkoopman op ‘de Roode Leeuw’ naar Banda te begeven. 1 Sept. 1616 vertrok hij met den commandeur Johan Dirkszn. Lam naar de Filippijnen en in het volgende jaar kruiste hij met 2 schepen ter hoogte van kaap Frailes, waar hij zeven chineesche jonken en een spaansch galjoen veroverde. Met een rijken buit stevende de vloot van Lam naar Japan. Daar verging de ‘Roode Leeuw’ door storm en R. keerde als opperkoopman op de ‘Zwarte Leeuw’ naar Bantam terug. In 1618 met het fregat Ceylon te Bantam zijnde, ontsnapte de hem toevertrouwde kapitein Hans de Decker van het fransche schip St. Michel, door J. Pzn. Coen gevangen genomen. Hij vertrok in hetzelfde jaar voor goed naar
patria.
Zie: L.C.D. van Dijk, Mededeelingen uit het