[Rooy, Evert Willem de]
ROOY (Evert Willem de), 3 Juni 1816 te Zwolle geb. en 9 Mrt. 1866 te 's Gravenhage overl. Zijn ouders waren Willem de Rooy, hoofdinspecteur der dir. belastingen en accijnsen, en Gerardina Voorthuys. Na de lagere school en het gymnasium te Arnhem bezocht te hebben, volgde hij zijn reeds vroeger opgevatte neigingen op om officier te worden, hoe weinig anderen hem ook voor den militairen stand geschikt achtten. Hij nam dienst als volontair, werd korporaal en sergeant-titulair, maar mocht door bijzondere omstandigheden het niet tot den rang van officier brengen. Zoo verliet hij, om redenen van zijn wil onafhankelijk, den dienst en werd ambtenaar bij het bureau der hypotheken. Maar ook deze betrekking nam hij slechts kort waar, daar hij een aanstelling ontving tot ambtenaar bij 's Rijks Entrepôt te Amsterdam. In beide genoemde betrekkingen, gelijk in zijn volgende, onderscheidde de Rooy zich steeds door een voorbeeldigen ijver en nauwgezette plichtsbetrachting. Dit ontging zijn superieuren niet, allerminst den minister van financiën van Bosse, die den ijverigen en bekwamen ambtenaar tot adjunctcommies aan 't departement v. financiën benoemde, waar hij weldra opklom tot commies. De Rooy kweet zich getrouw en met veel zaakkennis van het aan hem toevertrouwde werk, studeerde echter in zijn vrije uren veel in staathuishoudkunde en handelsgeschiedenis, waarvan hij o.a. blijk gaf door het uitgeven van een Geschiedenis der Staathuishoudkunde van de vroegste tijden tot heden (1851 en 52, 2 dln.) en een Gesch. van den Nederl. handel (1854).
Zie: Levensber. Letterkunde 1869, 183.
Zuidema