[Roos]
ROOS. Deze familie telt in de laatste helft der 16de en eerste helft der 17de eeuw enkele leden onder de rotterdamsche regeeringspersonen.
In 1551 treedt Jan Jacobsz. Roos als schepen op, in 1553 was hij vroedschapslid en bleef dit tot zijn dood, verder komt hij vijfmaal als burgemeester voor. Zijn naam is vooral in de herinnering blijven voortleven, omdat hij als slachtoffer viel van de woede der Spanjaarden, die 9 April 1572 onder Bossu de stad binnentrokken. Zijn grafschrift in de Groote Kerk vermeldt dan ook: ‘Hier leit begraven Jan Jacobsz. Roos, burgemeester, die op den 3den paesdach anno 1572 van de Spanjaerden int incomen is doorschoten’. Hij behoorde tot de aanzienlijke lakenverwers der stad en was gehuwd met Catharina Goosend. Groenhout. Een straat te Rotterdam is naar hem ‘Burgemeester Roosstraat’ genoemd.
Zijn zoon Jacob Jansz., geb. in de 2de helft der 16de eeuw te Rotterdam, overl. aldaar 8 Oct. 1610, treffen wij in 1580 aan in de regeering zijner vaderstad. In 1586 werd hij vroedschapslid, wat hij tot zijn dood bleef. Tijdens die periode was hij o.a. vijfmaal burgemeester, meermalen gedeputeerde ter dagvaart en hij behoorde in 1605 en 1610 tot de leden der hollandsche rekenkamer. Hij was gehuwd met Maritge Jansz. Verschoor. Van zijn kinderen noemen wij nog Mr. Hendrick Roos of Rosa, die in 1601 student te Leiden werd, op 15-jarigen leeftijd, daar promoveerde in de rechten en van 1618-1632 secretaris der stad Rotterdam was.
Zie: Bronnen Gesch. Rott. I en II, 206, 261, 262, 418, waar evenwel terecht Woensdag, de 4de Paaschdag, als sterfdag van Jan Jacobsz. wordt opgegeven; Rott. Jrb. VIII, 98.
Moquette