[Rinkes, Simke Heerts]
RINKES (Simke Heerts), 11 Dec. 1829 te Joure geb. en 9 Juli 1865 te Arnhem overl. Zijn vader, een vermogend graanhandelaar, bestemde den vluggen knaap voor den geleerden stand, liet hem latijn leeren bij den predikant Jarigs Wassenaar en deed hem vervolgens in den kost bij den conrector van 't leeuwarder gymnasium d'Ardenne Ankringa. Gedurende zijn driejarig verblijf hier heeft vooral de rector J.C.G. Boot een grooten invloed op de studie van Rinkes uitgeoefend. In 1848 promoveerde de jeugdige latinist van de rectorsklasse naar de leidsche hoogeschool. Zes jaar heeft R. hier van zijn studententijd genoten; hij profiteerde vooral van de colleges van Bake en Cobet en was bij zijn vrienden om zijn geestigheid en flinkheid algemeen bemind. Bij het behandelen van bedorven teksten was er geen scherpzinniger student dan Rinkes. In 1854 behaalde hij, toen candidaat in de letteren, de zilveren medaille door zijn antwoord op een door de utrechtsche faculteit uitgeschreven prijsvraag de Crimine Ambitus et de Sodaliciis apud Romanos. Het volgend jaar werd hij benoemd tot tweeden praeceptor aan het leidsche gymnasium, als opvolger van den naar Deventer vertrokken E.J. Kiehl, en in 1856 promoveerde hij op een Disputatio philologica de Oratione prima in Catilinam a Cicerone abjudicanda, welk proefschrift weldra een heftige bestrijding zou uitlokken van den kant van prof. Boot, zijn vroegeren leermeester, P. Epkema en E.J. Kiehl. In 1857 werd Rinkes tot conrector van 't gymnasium te Arnhem benoemd. Een ijverig medewerker was hij van het tijdschrift voor classieke literatuur, Mnemosyne, dat in 1852 door E.J. Kiehl, E. Mehler en S.A. Naber was opgericht en later door Cobet, Bake e.a. werd voortgezet. Ook was hij laatstgenoemden geleerde behulpzaam bij
de bewerking van diens Scholica Hypomnemata, waarvan o.a. het register op de 5 deelen door Rinkes is samengesteld. In 1859 werd hij benoemd tot schoolopziener in het eerste district van Gelderland, voor welke betrekking hij met zijn helder inzicht en vlug oordeel zich al even geschikt toonde als voor zijn conrectoraat, al valt het te betreuren, dat de waarneming daarvan hem te veel aan zijn classieke studiën onttrokken heeft. Ook als schoolopziener heeft intusschen de bekwame man zich voor 't onderwijs verdienstelijk gemaakt, zoowel door zijn ijveren voor de oprichting der arnhemsche kweekschool voor onderwijzeressen en door zijn toezicht op het ‘Fonds voor weduwen en weezen van onderwijzers in de prov. Gelderland’, als door zijn eigenlijk schooltoezicht en zijn humanen omgang met de onderwijzers in zijn district. Rinkes was gehuwd met de dochter van een leidsch predikant, Cornelia van Iterson, die hem 3 kinderen schonk.
Zie: Levensber. Letterk. 1866, 167.
Zuidema