zooveel succes had, dat hij te Leiden weldra als repetitor een gevestigden naam kreeg. Na afgelegd candidaats-examen in de letteren werd Renssen in 1853 tot praeceptor aan het gymnasium te Groningen benoemd. Hier zette hij zijn studie voort en promoveerde in 1857 aan de gron. hoogeschool tot lit. hum. dr. op een dissertatie de Diurnis aliisque Romanorum actis. In 1864, bij de oprichting der rijks hoogere burgerschool te Groningen, werd R. tot leeraar aan die inrichting benoemd; hij gaf er les in de ned. taal en aardrijkskunde. Vier jaar later werd hij directeur der toen opgerichte R.H.B. met 3-jar. cursus te Sappemeer, welke betrekking hij 25 jaar met groote toewijding heeft waargenomen. Later was hij hier tevens directeur der rijks-normaallessen en schoolopziener. Als paedagoog stond R. hoog aangeschreven. In 1893, op 66-jarigen leeftijd, vroeg hij eervol ontslag uit zijn betrekkingen en vestigde zich metterwoon te Beverwijk, waar zijne dochter aan een meisjesschool verbonden was.
Renssen schreef voor 't onderwijs de volgende werken: Oefeningen ter verbetering in het Nederlandsch (1858; 2de dr. 1866); Kort overzicht der oude aardrijkskunde (1859; 3de dr. 1882), en Woordenlijst der Ned. taal, ingericht volgens de spelling van het Ned. woordenboek enz. (1865). Met Douwes en van der Veen schreef hij: De kleine wekker. Stijloefeningen voor de volksschool (4de dr. 1895). Voorts bezorgde hij den 3den geheel omgewerkten druk van P. van Genabeth's Bloemlezing uit Ned. dichters (1862; 4de dr. 1869). In 1862 richtte hij het Weekblad voor lager-, middelbaar- en gymnasiaal onderwijs op, waarvan hij een twaalftal jaren redacteur was.
Zuidema