[Rataller, Johannes]
RATALLER (Johannes), Rattaller, Rotaller, uit aanzienlijk geslacht, zoon van den tresorier ‘messire George R.’ en Elisabeth von Ausbach, overl. in 1540. Onder de heerschappij der saksische hertogen in Friesland komt hij aanvankelijk voor als ‘cammermeister’ en raadsman van hertog Albrecht. Na de Ordenung van 1501 werd hij rentmeester van Friesland. Eenige jaren later schijnt hij vervangen te zijn, doch later komt hij weder als rentmeester voor en werd als zoodanig door Karel V overgenomen. Bij commissie van 8 Aug. 1515 werd hij aangesteld tot raad en rentmeester-generaal op een jaargeld van 500 rijnsche guldens. Sinds 1527 bekleedde hij als raad-extraordinaris een zetel in het friesche Hof. Tevens was hij rentmeester van het Bildt, waarvan zijn broeder Philips grietman was. Hij bleef in functie tot 1530. Toen werd hij vervangen door Gerrit van Loo. Bij het slot zijner rekening was hij den keizer ruim 4400 vlaamsche ponden schuldig gebleven. Buiten staat dit bedrag aan te zuiveren, heeft dit tot tal van verwikkelingen en tot een langdurig proces aanleiding gegeven. Inmiddels werd hem in 1531 uit hoofde zijner goede diensten een pensioen toegekend, na zijn dood ook door zijn weduwe en kinderen genoten. Ondanks voorspraak van den stadhouder, werd den keizer 13 Apr. 1546 bij vonnis van het hof de som, die hij schuldig gebleven was, toegewezen. De landvoogdes gaf last tot executie, maar daarmede schijnt weinig haast gemaakt te zijn. Rataller was toen trouwens reeds overleden; nog in 1550 werd op voortgang aangedrongen.
R. was tweemaal gehuwd; zijn eerste vrouw Margarita (zie G. Brom, Archivalia in Italië no. 1924) stierf spoedig; zijn tweede Geertruit Sonck overleefde hem met drie zoons: George, die voorgaat, Dirk (geestelijke) en Lodewijk.
Zie: Navorscher XLIV (1894) 34-6; A.J. Andreae, Nalezing op de nieuwe naamlijst van grietmannen (Leeuw. 1893) 99 en 131-2; J.S. Theissen, Centraal gezag en Friesche vrijheid (Gron. 1907) 27, 36, 81, 83, 143, 148, 152, 204, 230; A. Walther, Die burgundischen Zentralbehörden (Leipz. 1909) 57. Over het geslacht: A.J. Andreae in De Nederl. Leeuw VI (1888) 31 v.v.
van Kuyk