[Randwijck, Otto baron van]
RANDWIJCK (Otto baron van), vrijheer van Beest, heer van Rossum en Heeselt, werd geb. op Clingelbeek 21 Maart 1763, overl. te Nijmegen 23 Sept. 1833. Hij was lid in de ridderschap van Nijmegen 1785, ambtjonker van Reden-Betuwe, edelman en stalmeester van Willem V, commandeur van de Duitsche orde Balye van Utrecht, eenigen tijd burgemeester van Nijmegen, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, kamerheer van Willem I, geadmitteerd in de ridderschap van Gelderland 26 Aug. 1814, erkend in den nederl. adel met den titel van baron, overgaand op alle afstammelingen, bij K.B. van 10 Maart 1822.
Hij was gehuwd op huize de Poll bij Bemmel op 7 Juli 1790 met Stephania gravin van Randwijck, geb. te Groningen 8 Maart 1767, overl. te Nijmegen 15 Dec. 1823, dochter van graaf Willem Karel Hendrik van Randwijck en Rolina Maria Trip.
Uit dit huwelijk sproten 5 kinderen.
Zie: Nederland's Adelsboek 1905, 566.
Breukelman