[Radelantius, Wilhelmus]
RADELANTIUS (Wilhelmus), geb. te Eemnes, overl. in 1612, studeerde te Leuven en te Douai in de rechten, was na voltooiing zijner
studiën en verkrijging van den doctorstitel advocaat te Utrecht. In Mei 1579 werd hij secretaris van het college der Nadere Unie, wat hij bleef zoolang dat college bestond. In 1580 werd hij raad in het Hof van Utrecht, in 1598 president van den Hove. Hij vervulde dien post tot 1611, toen hij om politieke redenen werd afgezet.
Bij commissie van 9 Nov. 1595 werd hij met anderen aangesteld door de Staten-Generaal om te beslissen in de geschillen tusschen de stad Groningen en de Ommelanden. Van Buchell deelt de volgende beoordeeling mede van den raadsheer Winhoff en hem uit het jaar 1593: ‘Wijnhovium et Radelantium juris canonici doctiores, posteriorem tamen carere praesenti memoria’.
Na zijn dood verschenen: Decisiones Posthumae Curiae Provincialis Traiectinae, per celeberrimum Jurisconsultum D. Wilhelmum Radelantium ejusdem Curiae quondam Praesidem collectae (Traj. 1637), een verzameling van 126 beslissingen van het utrechtsche Hof uit de jaren, dat R. daarin zetelde. Deze belangrijke verzameling rechtspraak, die nog veel geraadpleegd wordt, was door R. gedurende zijn loopbaan hoofdzakelijk voor eigen gebruik bijeengebracht. Het werk heeft dan ook geheel den vorm van notities ter eigen memorie.
Zijn zoon en naamgenoot was advocaat te Utrecht (sedert 1575) en promoveerde onder Everard Bronchorst 4 Nov, 1597 tot Dr. juris.
Zie: Utrechtsche Consultatiën III no. 94; Consult. Adv. en Advert.... bij Rechtsgel. in Holland II, (3e druk Rott. 1670) no. 204; Diarium van A. van Buchell, 138, 349, 353, 361, 408, 471; Diarium Ev. Bronchorstii 106; Kroniek Hist. Gen. XXI (1865) 432 en 544; P.L. Muller, Gesch. der regeering in de nader geunieerde Provinciën (Leiden 1867) 84 en 159; van de Water, Utr. Placaatboek II, 1048 en 1053.
van Kuyk