[Prins, Isaäc]
PRINS (Isaäc), geb. 15 Febr. 1781 te Leiden, gest. 5 Febr. 1879, zoon van Mr. Gisbertus Prins, dekenfabrikant, en Adriana Catalina Hubert. Na de latijnsche school bezocht te hebben, welke hij in 1796 verliet met eene oratie in dichtmaat de Prudentia, werd hij te Leiden ingeschreven in de theol. fac. In 1802 aanvaardde hij 7 Nov. zijn dienstwerk te Ede. Daarna was hij predikant te Lange en Kortezwaag, Oudbeijerland, Alkmaar, Dordrecht en Amsterdam, waar hij tot 29 Dec. 1872 in dienst bleef.
Van zijne hand zijn verschenen: Handleiding bij het gebruik van A. Brinks Eenvoudig onderwijs in de godsdienst (Leeuw. 1814); boekbeoordeelingen in Bijdragen tot de beoefening en geschiedenis der godgeleerde wetenschappen; verschillende catechisatieboekjes ‘voor meer gevorderden’ ‘voor eenigszins gevorderden’, ‘voor eerst beginnenden’; een Leesboek over de bijbelsche geschiedenis; Beknopte handleiding bij het onderwijs in de leer des geloofs en der godzaligheid (1832) benevens Eenvoudig onderwijs in de Christelijke leer ten dienste dergenen, die belijdenis wenschen af te leggen in de Hervormde Kerk (1833); Christelijk Jaarboekje (1840) en Christelijk Huisvriend (1844); bijdragen in het Maandschrift voor den beschaafden stand, de Evangelische kerkbode, de Boekzaal der geleerde wereld; Leerredenen (1823 en 1830). Hij was hoofd-bestuurder van het Ned. Zendelinggenootschap. In 1805 huwde hij Martina Johanna van de Moer, die hem in 1843 ontviel. Van zijne zes kinderen mocht hij één zoon, Johannes Jacobus (kol. 1132), en twee dochters behouden.
Zijn silhouet-portret is op steen geteekend door F. Schroeder.