[Ophovius, Michaël]
OPHOVIUS (Michaël), geb. te 's Hertogenbosch 1571, overl. te Lier 4 Nov. 1637 en te Antwerpen in de St. Pauluskerk begraven, was de zesde bisschop van 's Hertogenbosch. In 1586 trad hij te Antwerpen in de orde der dominicanen. Zijn overheid zond hem naar Leuven, waar hij in het beroemde dominicanenklooster de wijsbegeerte aan de jeugdige kloosterlingen onderwees. Van Leuven trok Ophovius later naar Bologna's universiteit, waar hij in de godgeleerdheid studeerde. Uit Italië teruggekeerd, promoveerde hij te Leuven tot licentiaat in de theologie, en verwierf kort daarna (1610) den doctorstitel in zijne orde te Leuven. Weldra volgde nu zijne aanstelling tot prior der dominicanen te Leuven en kort daarna te Antwerpen, waar hij viermaal als prior herkozen werd. Hij herbouwde het klooster in deze stad, dat door de beeldstormers gedeeltelijk verwoest was. In 1611 tot provinciaal der dominicanen bevorderd, werd hij in 1614 tot hoofd der missie in de Nederlanden aangesteld, om in de geestelijke belangen dezer provinciën te voorzien. In 1623 werd Ophovius te Heusden gevangen genomen en naar den Haag vervoerd. Na 18 maanden alhier gevangen gezeten te hebben, wisselde men hem uit tegen nederlandsche onderdanen, die zich te Duinkerken in hechtenis bevonden. In 1625 door den koning van Spanje tot bisschop van den Bosch voorgedragen, ontving hij 2 Juli 1626 zijne aanstelling van paus Urbanus VIII, en werd 17 Sept. d.a.v. tot bisschop gewijd in de kathedraal van Antwerpen. Bijna twee maanden na de inneming van 's Hertogenbosch door Frederik Hendrik verliet Ophovius (12 Nov. 1629) de stad, waarin hem het verder verblijf ontzegd was.
Van 's Hertogenbosch vertrok hij naar Nieuw-Herlaer, later naar Geldrop, en eindelijk naar Postel, Floreffe en Lier, waar hij als balling overleed in het klooster der dominicanen, dat hijzelf daar gesticht had.