zijn edel karakter, zijn onkreukbare trouw al spoedig in het bezit geraakte van een uitgebreide praktijk. Ook in het maatschappelijk leven genoot O. de achting zijner medeburgers: hij was diaken en ouderling der Waalsche gemeente, bestuurslid der leidsche Maatschappij van Weldadigheid, penningmeester van de Gustaaf Adolfvereeniging, medebestuurder van het Bijbelgenootschap (afd. Leiden), regent van het Minneof Oudemannen- en vrouwenhuis, commissaris der Leidsche Spaarbank, en in al deze en nog vele andere betrekkingen voortdurend nuttig werkzaam. Hoezeer door bezigheden overstelpt, wist de ijverige man toch tijd te vinden óók voor 't schrijven van enkele bijdragen in rechtsgeleerde tijdschriften, als Themis (VII, 329, en VIII, 257) e.a. Ook schreef hij: Het geloof de eenige weg tot de waarheid (z. pl. [Leiden] 1846). Hij stelde veel belang in kunsten en wetenschappen, teekende en schilderde niet onverdienstelijk en was lid v.d. Mij. der Ned. Letterk. te Leiden.
Obreen was gehuwd: 1o. in 1834 met Augustine Gerardina Wilhelmina Besier (overl. 1840); 2o. in 1842 met Adriana Louisa Petronella Nobel (ov. 1884). In Maart 1880 legde hij zijn openbare betrekkingen neer. Zijn zoon en opvolger: Mr. Herman Louis Adriaan Obreen geb. 1846, overl. 1891, was behalve notaris te Leiden verscheidene jaren voorzitter der Ned. Mij. van Tuinbouw en Plantkunde en bekleedde vele openbare betrekkingen in zijn geboortestad. Deze was uit het 2e huwelijk.
In het Jaarboek v.h. notarisambt voor 1881 staat zijn door C. Bos op steen geteekend portret.
Zie: Levensber. Letterk., 1881, 51; Nederl. Patriciaat 373.
Zuidema