In 1397 vertegenwoordigde hij Keulen op den grooten rijksdag te Frankfort. Deze uitstekende diensten der stad bewezen, maakten dat 2 Maart 1403 zijn aanstelling tot raad en syndicus (‘geschwore Pfaffe’) voor zijn leven volgde tegen een jaarlijksch salaris van f 350. In dat jaar bezat hij verscheidene belangrijke prebenden als kanunnik van St. Andreas te Worms, St Martinus te Luik, St. Maria te Aken, St. Servatius te Maastricht en St. Maria te Mainz. Zijn wensch om daarbij nog een kanonikaat van St. Salvator te Utrecht te verkrijgen, ging niet in vervulling. Wel werd hij in later jaren decanus van St. Servatius te Maastricht, als hoedanig ik hem het eerst in 1422 ontmoette. In 1415 vaardigde Keulen hem af naar het concilie te Konstanz. In 1429 was hij werkzaam in onderhandelingen namens Keulen met den hertog van Gelre, waarover wij een afrekening uit het jaar 1432 bezitten. Van zijn werkzaamheid als jurist getuigen verschillende adviezen; hier dient hij genoemd als medewerker aan het bekende advies van keulsche rechtsgeleerden over de Broederschap des gemeenen levens.
Zie: Keussen, Matrikel der Univ. Köln, I, 54-55; Keussen in Westdeutsche Zeitschrift IX, 366-367; Friedländer et Malagola, Acta nationis German. Univ. Bononiensis 148-149; K. Höhlbaum, Mitth. a.d. Stadtarchiv von Köln, VII en X (passim); XII, 67 v.v.; XIII, 7, 27, 52, 55, 93; XIV, 19; XV, 7, 22, 72; XVIII, 92, 102; Jac. Trajecti alias de Voecht Narratio, ed. Schoengen (Werken Hist. Gen. III: 13) 501-511; Fredericq, Corpus Docum. Inquis. II, 176 v.v.; Muther, Zur Gesch. der Rechtsw. u.d. Univ. in Deutschland (Jena 1876) 247-249; Delprat, Verhandeling over de broederschap v.G. Groote 51.
Van Kuyk