[Noet, Johannes de]
NOET (Johannes de), ook van der Noyt en met aanduiding van zijn geboorteland: Noet de Brabant, overl. tusschen 1427 en 1432. Sinds 1378 treft men hem aan de universiteit te. Praag, waar hij doctor decretorum werd en daarna kanoniek recht doceerde. In 1386 werd hij naar de nieuw opgerichte hoogeschool te Heidelberg beroepen, waar hij als eerste ordinarius de Decretalen doceerde. Sinds 1396 was hij vice-kanselier der hoogeschool, in 1394, 1396, 1402, 1407 en 1417 werd hij tot rector gekozen. Het laatst komt hij voor in een akte van 1427. De executeurs van zijn testament schonken 10 Jan. 1432 de door hem aan de universiteitsbibliotheek gelegateerde boeken aan die inrichting. Daaronder worden vermeld: Digestum vetus, Inforciatum, Digestum novum en Summa Azonis, te zamen de eerste belangrijke aanwinst der verzameling over romeinsch recht. Hij was thesaurier van de H. Geestkerk te Heidelberg en kanunnik der kathedraal van Spiers.
Zie: Monumenta historica Univ. Pragensis I, 2, 10, 65 en 130; G. Toepke, Matrikel der Univ. Heidelberg I, 3, 608, 694; III, 346; J.F. Hàutz, Gesch. der Univ. Heidelberg (Mannheim 1864) II, 495.
van Kuyk