[Nieuwland, Jakob]
NIEUWLAND (Jakob), geb. 28 April 1825 te Heeg, aldaar overl. 11 Febr. 1900, zoon van den aalschipper Gerke Nieuwland en van Maria Visser, was van beroep verver en een bekwaam penteekenaar. Hij huwde 15 Juni 1856 met Anna Ykema. In 1860 volgde hij Ds. J.W. Felix te Heeg op als redacteur van het Kerkelijk Maandblad (uitgever Bokma); hij deed veel voor de Ned. Zendingsvereeniging, waarvan hij in 1870 reizend agent werd; hij richtte mede het friesche Jongelingsverbond op in 1869; was van af 1866 ook reizend agent voor de Provinc. Friesche Vereeniging; maakte in 1870 met J. van 't Lindenhout de eerste rondreis door Friesland in het belang van de weesinrichting te Neerbosch; werd agent van onderzoek voor deze zaak; was een der weinigen te Heeg, die in 1886 niet mee in doleantie gingen, waardoor hij de ned.-herv. Gemeente aldaar voor ondergang bewaarde. Hij was een bekwaam spreker, maakte goede verzen, kende het friesche volk als weinigen en heeft in menigen kring grooten invloed uitgeoefend. Vooral door zijn vertalingen van de preeken van Philpot werd hij ook buiten Friesland bekend.
Zijn levensschets met portret in: G.A. Wumkes, It Fryske Réveil yn portretten (Sneek 1911).
Wumkes