[Muyden, Johannes van]
MUYDEN (Johannes van), geb. te Utrecht in 1652 (volgens andere berichten in 1653), overl. te Utrecht 25 Mei 1729, begraven in de Janskerk aldaar onder een zerk met zijn wapen. Hij was de zoon van Johan van Muyden en Aletta Splinter, studeerde aan de utrechtsche hoogeschool en promoveerde er tot doctor juris, was advocaat voor den Hove van Utrecht, werd in 1673 praeceptor en in 1679 conrector aan de Hieronymusschool aldaar, tot zijne benoeming in Dec. 1680 tot buitengewoon hoogleeraar aan de hoogeschool. Tot ordinarius werd hij 8 Oct. 1683 benoemd; na langen dienst verkreeg hij in 1723 ontslag en genoot nog een 6-tal jaren rust. Vier maal bekleedde hij het rectoraat: 1687-8, 1701-2, 1713-4 en 1719-20, respectievelijk neergelegd met oraties de Fide haereticis servanda, de Constantia maiorum in constituenda hac republica, An Judaei tempore Servatoris habuerint merum imperium, en de Philosophis et medicis. Bovendien was hij raadsheer in de kamer van Justitie te Vianen. Als hoogleeraar doceerde hij romeinsch recht en gaf ten dienste van zijn onderwijs een Compendiosa Institutionum Justiniani Tractatio in usum collegiorum (Traj. ad Rh. 1694) en Compendiosa Pandectarum Tractatio, cui Divortia Juris Canonici a Civili suis locis subjecta sunt, edita in usum collegiorum (Traj. ad Rh. 1695). Het eerste werk, meermalen herdrukt, is een beknopt overzicht van den inhoud der Instituten; het tweede, omvangrijker (het telt 828 blz.), steunt voor een deel op de geschriften van Voet en op de even vroeger door zijn collega van Eck bezorgde uitgave van Böckelmann's Tractatus de differentiis iuris civilis, canonici et hodierni (zie I kol. 786). Een advies van
zijn hand van 1695 in Utrechtsche Consultatiën III, 10, en van 1697 te zamen met de hoogleeraren van de Poll en van Eck aldaar III, 13. Het advies aldaar III, 107 van het jaar 1623 van J. Straten en J. van Muyden, is waarschijnlijk van zijn grootvader Mr. Johan van Muyden, advocaat en schepen te Utrecht, overl. aldaar 1627. Van Muyden is tweemaal gehuwd 1o. in 1673 met Petronella van Dael (overl. in 1683), 2o. in 1684 met Adriana van Benthem (overl. in 1731) en had verschillende kinderen.
Zijn geschilderd portret is in de Senaatskamer te Utrecht.
Zie: A. Ekker, De Hieronymusschool te Utrecht (Utr. 1863-4) II, 10; Loncq, Utr. Hoogeschool 78, 120 v., 320 v.v.; De Wapenheraut XI (1907) 34 v.v.
van Kuyk