Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2
(1912)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 937]
| |
Hij was de eenige zoon van Joh. Franciscus Moltzer, predikant te Ameide en Tienhoven, en van Wilhelmina Louise Gobius. Later werd zijn vader als predikant te Leiden beroepen aan de hoogeschool van welke stad Jacob in 1802 als student werd ingeschreven. Hij studeerde in de rechten en promoveerde 14 Febr. 1810 op een diss.: de Causis, a reo allegandis, quae doli praesumtionem elidunt, tot Dr. in de beide rechten. Kort na zijn promotie werd Moltzer toegelaten als advocaat van het Hof van Justitie voor het toenmalig departement Holland, en een tiental jaren heeft hij met veel succes de rechtspraktijk te Leiden uitgeoefend. Onder de vele belangrijke pleidooien door hem gehouden is er een voor de wegens oproer tegen het gezag ter dood veroordeelde boeren van Rijnland, aan welke rede in 't fransch gehouden een algemeene bekendheid ten deel gevallen is (1813). Doch hoe gezien en geacht, in 1819 legde hij de praktijk neer en zocht een betrekking bij de rechterlijke macht, wat hem licht gelukte. Eerst werd hij plaatsvervanger bij het vredegerecht te Leiden en in 1821 griffier bij de arr. rechtbank aldaar, welke laatste betrekking hij 46 jaren met de grootste toewijding heeft vervuld. Ook in verschillende maatschappelijke betrekkingen was Moltzer met ijver werkzaam: hij was jaren lang voorzitter van het departement Leiden der Maatsch. tot Nut v. 't Alg., bestuurslid der Maatsch. van Fraaie Kunsten en Wetensch., afd. Leiden, ouderling der herv. Gemeente, lid van het classikaal en provinciaal kerkbestuur, in 1854 zelfs lid van de Synode. Zijn betrekking tot de herv. Gemeente deed hem in 1858 de pen opnemen in de toenmaals belangrijke ‘Huiszittenhuiszaak’. Hij gaf anoniem een brochure uit, get.: De breede kerkeraad der Ned. Herv. gemeente te Leiden in betrekking tot het Huiszittenhuis. Andere geschriften, behalve zijn dissertatie, een levensbericht van zijn zwager Mr. H.C. Huyser (in Levensb. Letterk. 1866, 41) en een enkel gedicht, heeft hij niet nagelaten. Moltzer was sinds 1812 gehuwd met Dorothea Henriette Louise Muller, dochter van een voormalig scheepskapitein der O.-I. Comp. te Amsterdam, met wie hij meer dan 40 jaren een hoogst gelukkig leven leidde. Zie: Levensber. Letterk. 1868, 220. Zuidema |
|