[Liens, Cornelis]
LIENS (Cornelis), geb. te St. Maartensdijk in 1580, gest. aldaar Mrt. 1636, zoon van Johan (1) en Philippine Werckendet. L. studeerde in de geneeskunde en ondertrouwde 29 Aug. 1604 te Zierikzee als med. doct.aldaar, wonende te Tholen, met jkvr. Leonorade Wale (van Walen of Walhain) uit Zierikzee, waar hij 5 April 1607 stadsdokter werd. Met zijn ambtgenoot Cromstrij aldaar (een Mr. Cornelis Maertense Cromstriën, doct. in de medicijnen stierf er 26 Febr. 1629) betrokken wordende in den twist tusschen de middelburgsche medici Frank en Herls met de Lansbergen over de toediening van muskus aan een kraamvrouw, schreef L. tot bijstand der laatsten eene Concertatio amica epistolica cum adversariis D. Philippi Lansbergii (Zzee 1614) en een Mittelburgensium medicorum responsi postliminii et epistolae apologeticae ex superabundanti cautela, refutatio pro D.Ph. Lansbergio (Zzee 1614). Na als stadsdokter te Zzee (waar hij nog 26 Febr. 1618 poorter werd) te zijn afgetreden, werd L. evenals vroeger zijn vader, drost van St. Maartensdijk en baljuw van Scherpenisse. Door Joh. van Heyst en Adr. Symonsz. als predikanten te St. Maartensdijk te doen optreden lag hij van 1621 tot 27 overhoop met de classis van Tholen. Nagtglas geeft in zijn Levensberichten II (Midd. 1890) 76-7 eenige voorbeelden van L.'s geldelijke zorgen. Hij vervaardigde ook gedichten, waarvan het voornaamste Het eerste en tweede deel van de kleine wereld, vervattende de verborgen oorsaack der Minne, volgens L.'s weduwe samengesteld ‘in sijn lanck penible lijden en sieckbedde’, duister van vorm, eerst in 1654 te Amsterdam het licht zag. L. liet o.a. een zoon na, drost te St. Maartensdijk, Joan
Liens, med. doct. te Tholen, (misschien de J.L. die 11 Febr. 1658 te Leiden als med. stud. is ingeschr.), en een dochter Maria L.; mede wordt genoemd een dochter Elisabeth L. geh. met Jacob Smulders, med. doct.