1607 bij de vroedschap behandeld, vond zooveel bijval, dat burgemeesteren gemachtigd werden ten finale met hem te onderhandelen. Reeds den volgenden dag werd de overeenkomst getroffen. L. zou de helft der ƒ 3000 ontvangen zoodra zijn gezin en zijne werktuigen te Alkmaar gebracht waren en de wederhelft als hij, na het doen eener reis naar Frankrijk, zich aldaar zou gevestigd hebben; doch kocht hij vooraf een huis, dan zou hem na de komst van zijn huisgezin en getouwen ƒ 2000 en na zijne reis ƒ 1000 verstrekt worden; tot zekerheid voor de teruggaaf zou hij zijne octrooien in handen van burgemeesteren leveren en het te koopen huis en al zijne goederen verbinden. Hij kocht een huis, erf en boomgaard en nog een huis en 2 kleine huisjes daarachter en verbond het zijne voor schepenen na ontvangst der ƒ 3000 7 Juni. Zijn verzoek in het volgende jaar om eenige zijner werken voor ƒ 1200 over te nemen of hem tot dat bedrag bij te staan met stads krediet, werd 5 Aug. wat het eerste betreft afgeslagen, wat het laatste aangaat bewilligd, mits voor niet langer dan 3 jaren en tegen voldoend pandschap.
In 1607 ontving hij ƒ 712 voor ammelakens en servetten door Caron in Engeland ten dienste van den lande vereerd; in 1609 ƒ 6480 voor geschenken aan de gezanten van Frankrijk en Groot-Brittanje; in het begin van 1610 ƒ 3675:10 voor een geschenk aan Spinola; in Nov. 1611 ƒ 717:5 van de stad Haarlem voor 4 tafellakens, waarvan 3 met bijbelsche voorstellingen en de wapens van Frankrijk en Navarre op de einden en één met de wapens van Nassau en Neptunus, scheeps- en jachttafereelen, benevens 81 servetten, tegelijk werd betaald aan Jacques Lammertijn ƒ 1373:17:8, voor 4 ammelakens met de historiën van Troje, Daniël en Susanna en eene jacht te paard en 9 stukken servetten, in 1613 ƒ 1992:4:8 voor een geschenk aan de Keurvorstin van de Paltz, waarvoor zijn werk beter was bevonden dan dat van Quirijn Jansz. te Haarlem; in Mei 1615 ƒ 726 voor op zijn verzoek aan de Staten-Generaal geleverd ammelaken en servetten. Zijn verzoek om eene nieuwe leverantie werd 16 Nov. geweigerd. Uit dit laatste blijkt dat het met de onderneming niet voorspoedig ging. 't Was dan ook al misgeloopen met de terugbetaling der voorgeschoten gelden, 't was uitstellen en schipperen geworden. Daarbij kwam nog, dat de Staten-Generaal 20 Mei 1613, op advies der regeering van Haarlem, zijne aanvraag om verlenging van het in 1606 bekomen octrooi afsloegen, gelijk 7 April 1615 zijn verzoek om bij rentelooze leening voor 6 jaren met ƒ 2000 bijgestaan te worden. De alkmaarsche vroedschap had alreeds 29 Nov. van het jaar te voren zijn vroeger afgewezen aanbod bewilligd om zijn huis tegen taxatie over te nemen, ten einde daarvan te vinden en te likwideeren hetgeen hij de stad schuldig was. De koop kwam voor ƒ 2700 vrij geld
tot stand.
Van L.'s verder wedervaren is ons niets gebleken.
Zie: Dodt van Flensburg, Archief IV, V, VI reg.; Kronijk van het Historisch Genootschap XVII (1861) 45; Alkmaarsche Courant nr. 51 van 1893.
Bruinvis