[Kuilenburg, Gerard of Gerhardus van (1)]
KUILENBURG (Gerard of Gerhardus van) (1), Culenburg of Collenborch, Gerardus Culenborganus, Culenborgus, Culenburgicus of Cullemburgius, vermoedelijk afkomstig uit de stad, waaraan hij zijn naam ontleende, gest. te Zierikzee 4 Nov. 1579, is wel identiek met Mr. Gerrit of Gerrit van Swieten, die voorkomt als de eerste hervormde leeraar te Vianen, ‘predicant van den machtigen Heer van Brederode’ en in 1566 als predikant te Kuilenburg. Met de komst van den hertog van Alva (in wiens sententies hij wordt aangeduid als Scheele Gerryt) vluchtte hij in 1567 naar het land van Kleef, woonde als predikant het convent der nederduitsche Kerken te Wezel bij op 3 Nov. 1568, werd door de provinciale Synode te Bedbur op 3 en 4 Juli 1571 als ‘Mr. Gerryt van Culenborch’ met Willem van Zuylen van Nijevelt afgevaardigd ter voorbereiding van de Synode te Emden (waar hij 24 Juli een brief onderteekende als Gerardus Culemborgus) en diende van 9 Sept. 1571 tot omstreeks half 1572 als predikant in de classis van Keulen. Wellicht reeds in 1573 was hij, tegelijk met Herman Moded, predikant te Zierikzee, doch zeker in 1574, toen hij in April een beroep naar Middelburg ontving, maar op zijn standplaats verkoos te blijven en van 15 tot 28 Juni 1574 als afgevaardigde de provinciale Synode te Dordrecht bijwoonde. Na de overgave van Zierikzee op 2 Juli 1576, is sprake geweest van een beroep te Vlissingen, doch reeds 30 Oct. was hij weder te Zierikzee terug en werd er na de herovering op 7 Apr. 1577 vaste predikant, in 1578 Thomas Gruterus tot ambtgenoot krijgende. Nogmaals werd hij door den kerkeraad afgevaardigd ter Nationale Synode te Dordrecht 2-18 Juli 1578 en
verbleef weldra ook nog een half jaar op Tholen ter bevestiging van de hervormde leer. Zijne