Nijhoff. Ook andere geschriften zagen van Kruseman het licht: brochures over teekenonderwijs, kunstnijverheidsopleiding, letterkundige opstellen enz.; verder levensberichten van zijn collega's Joh. Enschedé (in 't Adresboek voor den Ned. Boekhandel 1867), P.F. Bohn (ibid. 1873), Fred. Muller (in Levensb. Letterk. 1881; ook afzonderlijk uitgegeven) en van A. Vrolijk, den voorzitter v.d. Nederl. Maatsch. ter bevordering v. Nijverheid (in Eigen Haard 1877).
Wat de uitgaven van K. betreft, het is niet mogelijk hiervan in een kort bestek een overzicht te geven. In de 38 jaren zijner vestiging (1840-78) zagen circa 700 grootere en kleinere werken eerst bij hem en sedert 1874 bij Kruseman - Tjeenk Willink het licht. Als tijdschriften noemen wij: Christelijk Album, Aglaja, Familie-Magazijn, Oude tijd, Album der Natuur, de Aarde en hare volken, Wetenschappelijke Bladen, Vragen des tijds, Eigen Haard en Mannen van beteekenis. Als standaardwerken de Bibliotheek van buitenlandsche klassieken (53 dln.), de Natuurlijke historie van Nederland (17 dln., bewerkt door Herklots, Krecke, Lubach, Oudemans, Schlegel, Snellen van Vollenhoven, Staring e.a.); Ons Voorgeslacht van Hofdijk (6 dln.); de Kompleete dichtwerken van Bilderdijk; de Dichtwerken van da Costa; de Geschiedenis van het Nederl. Zeewezen door de Jonge; de Voornaamste godsdiensten (12 dln. door Kuenen, Kern, Dozy, Tiele, Meyboom, Pierson en Rauwenhoff). Verder zouden hieraan kunnen worden toegevoegd: Bosboom - Toussaint's Historische novellen en de Bijbelsche en Historische vrouwen van diezelfde schrijfster; Schotel's Oud-Hollandsch huisgezin,
diens Maatschappelijk leven onzer vaderen in de 17de eeuw, zijn Openbare eeredienst der Ned. Herv. kerk in de 16de, 17de en 18de eeuw, zijn Vaderlandsche volksboekjes en volkssprookjes uit vroeger eeuwen en zijn Academie te Leiden in de 16de, 17de en 18de eeuw; Busken Huet's Brieven over den Bijbel; Dozy's Israëlieten te Mekka; Staring's Gedichten; de Génestet's Leekedichtjens; de Christelijke volksalmanak; het Schefferalbum; de Schilderschool; Kennis en kunst; de Verspreide en nagelaten werken van Potgieter; voorts Schlegel's Vogels van Nederlandsch Indië; Kosmos; de Natuurhistorische Bibliotheek, de Nederl. Almanak en nog zoovele andere oorspronkelijke en vertaalde werken: Beecher Stowe's Negerhut, George Eliot's Adam Bede, Jean Macé's Geschiedenis van een hapje brood enz.
Kruseman was in 1844 gehuwd met Anna Maria Goteling Vinnis, dochter van een zeeofficier en achterkleindochter van den stichter van de Maatsch. tot Nut v. 't Alg., Jan Nieuwenhuijzen. Zij overleed in 1892, hem nalatende één zoon, Dr. J. Nieuwenhuijzen Kruseman, die in 1910 als wethouder van Haarlem overleden is. A.C. Kruseman zelf was ook met voorliefde aan de zaak van het ‘Nut’ werkzaam; jaren lang was hij bestuurslid en voorzitter van het departement Haarlem. Ook in tal van andere betrekkingen werkte hij mee tot heil zijner medeburgers, zoo als voorzitter van 't bestuur der Kweekschool voor onderwijzeressen, waarvan hij een der oprichters was, als lid van 't hoofdbestuur der Nederl. Maatsch. ter bevordering van Nijverheid enz. Inzonderheid verleende hij zijn steun aan al wat met de kunstnijverheid in verband stond: het Museum in 't Paviljoen en