[Koorders, Daniël]
KOORDERS (Daniël), oost-ind. ambtenaar en beoefenaar van 't Soendaneesch, 12 Aug. 1830 te Maarssen geb. en 26 Jan. 1869 te Bennekom overl. Hij was de zoon van Sijfert Hendriksz. Koorders en Johanna Jacoba Broedelet. Zich onderscheidende door buitengewone geestesgaven, studeerde hij op schitterende wijze aan de utrechtsche hoogeschool zoowel in de rechten als in de letteren en de theologie en promoveerde in twee faculteiten. De titels zijner theol. en jur. dissertaties zijn: Spec. theol. de pugna theologiam inter atque anthropologiam in Ecclesiae Christianae doctrina (1857) en Spec. jur. continens quasdam juris publici animadversiones (1860). Maar zijn loopbaan leverde niet de vruchten op, die men daarvan verwacht had, vooral ten gevolge van zijn levensgedrag. Koorders werd eerst oost-indisch ambtenaar, later - in Maart 1868 - lid der Tweede Kamer Stat.-Gen., afgevaardigd door 't hoofdkiesdistr. Haarlem. In de politiek was hij toen tot verbazing van velen die hem kenden, ten minste op koloniaal gebied, de conservatieve beginselen, ja zelfs die van Groen van Prinsterer, toegedaan en trok hij de aandacht door zijn welsprekendheid en doorzicht in staatkundige kwesties; maar ook hier had hij niet het succes dat men verwacht had, al wekte zijn optreden dikwijls opzien.
Behalve een aantal brochures en artikelen in dagbladen en tijdschriften, schreef Koorders: De herstelling der Roomsche bisdommen in Nederland en de houding van het ministerie Thorbecke (1853); De Aprilbeweging. Een historische studie (1854) en De antirevolutionnaire staatsleer van Groen van Prinsterer uit de bronnen ontwikkeld (1860).
Ook zijn echtgenoote, Marie Henriette Koorders, geb. Boeke, 29 Mei 1837 te Amsterdam geb. en 7 Nov. 1887 te Salatiga overl., is als schrijfster bekend o.a. door Ons eigen boek (1874) en eenige vertalingen, als De wonden der maatschappij. Schetsen uit het Engelsche volksleven, vertaald uit het Eng. van J. Greenwood (1870).
Zuidema