[Ketwich Verschuur, Mr. Jan Dirk van]
KETWICH VERSCHUUR (Mr. Jan Dirk van), geboren te Zwolle 15 Juli 1819, overl. aldaar 29 Juli 1887, was de oudste zoon van Hermanus Didericus van Ketwich en Catharina Elisabeth van Monnom. Over zijne opvoeding bij zijn oom Mr. J. Verschuur en het aannemen van diens geslachtsnaam zie het voorgaand artikel. Hij werd in 1837 student te Leiden, was in 1841, 42 en 43 praeses van de commissie tot redactie van den Studenten-Almanak en had in 1843 als praeses der Juridische Faculteit zitting in het Collegium c.s. Vis Unita Fortior. 30 Juni 1843 promoveerde hij tot doctor in de beide rechten op eene diss. de Judiciis contraventionum simplicis politiae en 14 Nov. 1844 legde hij het examen als candidaat-notaris af. Hij sloeg een aanbod om deelgenoot te worden in het bankiershuis Ketwich en Voombergh van de hand en vestigde zich als advocaat te Zwolle, terwijl hij van 1845-1853 tevens redacteur was van de Prov. Overijsselsche Courant. Hij gold voor een zeer scherpzinnig jurist en uitnemend spreker en oefende eene omvangrijke rechtspraktijk uit. Hij was deken der orde van advocaten in het ressort van het provinciaal gerechtshof in Overijssel, tal van jaren lid van den gemeenteraad en van Oct. 1851 tot Sept. 1859 wethouder van Zwolle, rechtsgeleerd lid van den Geneeskundigen Raad in Overijssel en Drenthe enz. Een voorval dat in de rechtsgeleerde wereld groote beweging en algemeene verontwaardiging wekte, was het op 21 Sept. 1881 te zijnen kantore, niettegenstaande zijn nadrukkelijk protest, vanwege de zwolsche rechtbank ingesteld papieronderzoek, waardoor aan de onschendbaarheid van het geheim der briefwisseling van een zijner cliënten ernstig werd tekort gedaan. (Zie hierover o.a. Weekblad van het Recht nos. 4719,
4741, 4786-4789, 4831 en Th.I.B. Hiltermann, De advocaat als raadsman, verdediger en getuige in het strafproces (Amst. 1885) 123 en volg.).
Van Ketwich was in Overijssel een der voormannen van de liberale partij, hoewel hij zich zelf van een werkzaam aandeel aan de groote politiek onthield en zich nimmer voor een kamerzetel wenschte beschikbaar te stellen, niettegenstaande hij daartoe door Thorbecke met aandrang werd aangezocht. Deze, zijn oud-leermeester, tot wien hij in eene zeer vriendschappelijke verhouding stond, vroeg aangaande overijsselsche personen en toestanden herhaaldelijk zijn advies en ook over onderwerpen van meer algemeen staatkundigen aard was van Ketwich meermalen met hem in briefwisseling, evenals met zijne vrienden Kappeyne en van Zuylen van Nyevelt, met van Hoëvell en anderen.