[Ketwich, Dr. Christiaan Jan van]
KETWICH (Dr. Christiaan Jan van), 25 Febr. 1818 te Zwolle geb., overl. te Leiden 22 Dec. 1903; derde zoon van Johannes van Ketwich en Gezina Berendina Zebinden. Hij bezocht het gymnasium in zijne geboortestad en werd in 1838 student te Leiden. Hij legde het candidaats-examen in de letteren af en studeerde daarna in de theologie, had o.a. als promotor zitting in den Senatus Theologorum c.s. Minervae Sacrum en werd 15 Apr. 1845 bevorderd tot doctor in de godgeleerdheid op een diss.: de Simonia. Hij was predikant te Santpoort van 1845 tot 1849 en te Schoonhoven van 1849 tot 1878 en vestigde zich daarna als emeritus te Leiden. Nog meer dan 25 jaren heeft hij daar geleefd en gewerkt en zich in verschillende opzichten jegens de stad zijner inwoning verdienstelijk gemaakt o.a. als voorzitter-regent van het Burgerweeshuis, regent van het Oudemannen- en Vrouwenhuis en voorzitter der Commissie van oppertoezicht en beheer over de Kweekschool voor Zeevaart. Bovenal echter verdient vermelding zijne werkzaamheid als lid en secretaris der Commissie tot beheer van het fonds ter bevordering van godsdienstonderwijs in vrijzinnigen geest naar de plaats van het huis waar dat onderwijs wordt gegeven gewoonlijk commissie ‘Middelweg’ genoemd. In deze hoedanigheid was hij jaren lang met grooten ijver werkzaam en vond gelegenheid, de vrijzinnige beginselen op godsdienstig gebied, waarvan hij een overtuigd voorstander was, te bevorderen. Niet minder groot was zijn ijver voor de nederlandsche Gustaaf-Adolf Vereeniging, die hij vele jaren als lid en secretaris van het hoofdbestuur heeft gediend. Hoewel tweemaal gehuwd bleef van Ketwich kinderloos.
Zie: Wapenheraut 1901, 2 en levensbericht in het Leidsch Jaarboekje voor 1905.
van Ketwich Verschuur