[Jorritsma, Theodoor Anton]
JORRITSMA (Theodoor Anton), geb. te Sneek in 1793, overl. te 's Gravenhage 16 Dec. 1873. Op 24 Oct. 1814 werd hij te Leiden ingeschreven als student in de geneeskunde, terwijl hij toen reeds verkeerde in zijn 3de studiejaar. Na verdediging van een proefschrift, getiteld Varii argumenti positiones, werd hij op 1 Juli 1816 bevorderd tot doctor in de geneeskunde, terwijl hij in Maart 1817 den graad van doctor in de verloskunde verwierf. Hij vestigde zich te Hoorn, waar hij niet alleen praktisch werkzaam was, maar ook op wetenschappelijk gebied bijdragen leverde en eene voorname plaats innam onder de leden van het genootschap o.d.z. ‘Vis Unita Fortior’, dat de beoefening van de geneeskunde in haar geheelen omvang ten doel had. Ook in het buitenland werd zijn arbeid gewaardeerd, getuige zijne benoeming (1 Oct. 1828) tot lid van het genootschap van Schoone Kunsten en Wetenschappen in het Departement du Var te Toulon, als ‘bekend bij de geneeskundigen door verschillende genees- en verloskundige bijdragen, maar vooral door deszelfs waarnemingen met de Boechoe (Diosm. cren.) op welk voortreffelijk geneesmiddel gemelde geneesheer het eerst de aandacht der fransche zoowel als die der nederlandsche geneeskundigen heeft gevestigd’ (Alg. Konst- en Letterbode 1828, II, 322).
In Juni 1858 legde hij de praktijk neer en vertrok uit Hoorn naar 's Gravenhage. Als mederedacteur van het Tijds. v. genees-, heel-, verlos-, schei- en natuurkundige wetenschappen uitgeg. d.h. Genoots. o.d.z. Vis Unita Fortior te Hoorn leverde hij verschillende verhandelingen, t.w. Waarneming eener tweeling-verlossing bij welke eene der vruchten in eenen afzonderlijken zak der baarmoeder besloten was, dl. I, st. 1, 44; Verklaring van de geneeskundige leer van Broussais uit den Rec. des Sciences Médic. (met J.S. Swaan, Ibid. st. 2, 121; st. 3, 117; Geneeskundige waarnemingen gedaan met de Sulphas Morphinae, Ibid. st. 7, 60; Waarneming eener toevloed van bloed naar den onderbuik met bloedbraking en bloed-ontlasting, Ibid. 76; Waarneming eener verstorven lies- en zakbreuk, Ibid. dl. II, st. 1, 85; Over het therapeutisch gebruik van de azijnzure morphine