[Jongh, Albertus de]
JONGH (Albertus de), conrector van het gymnasium te Utrecht, waar hij 15 Juni 1889 overleed. Geb. 10 Aug. 1809 te Nijmegen, waar zijn vader Martinus Adrianus de J. destijds predikant was (zijn moeder heette Titia Rinia van Nauta), ontving hij zijn opleiding voor de academie op het Erasmiaansch gymnasium te Rotterdam, waarheen zijn vader later beroepen was, en werd in 1827 te Utrecht als theol. student ingeschreven. Hij veranderde echter van studie en promoveerde in 1833 summa cum laude tot lit. hum. dr. op een dissertatie: de Herodoti philosophia. Middelerwijl had de Jongh in 1831 den Tiendaagschen veldtocht meegemaakt, dien hij later in studenten-almanakken en elders in zoo menig gloedvolle bijdrage in proza of poezie heeft herdacht. Na zijn promotie al spoedig tot rector te Enkhuizen benoemd, verwisselde hij deze betrekking in 1839 met die van praeceptor aan het gymnasium te Utrecht, waarvan hij in 1869 conrector werd. Hij was te Enkhuizen in het huwelijk getreden met Jansje van Oosterwijk, die hem echter reeds na korten tijd door den dood ontviel. Eigen kinderen had hij niet, maar bij het overlijden van zijn vriend P.J. Costerus, destijds rector te Sneek, nam hij als voogd over diens kinderen deze edelmoedig tot zich (1862).
Van zijn geschriften noemen we: Aeschyli Choephorae, cum interpretatione Latina et annotationibus (1856) en Pindari Carmina Olympica, cum annot. crit., interpret. Lat. et Comment. (1865). Verder het Epitaphium Gerardi Dornseiffen (1858), een Toespraak bij het graf van Jacob Gerard van Nes, curator der Utrechtsche hoogeschool (1859) en