ut nova et inusitata ratione scripta et composita, sciri tenerique posse existimemus sine historico juris superioris studio.’ Te Leuven ontwikkelde hij zijn volle kracht, begon meer en meer voor de pers te werken, terwijl zijn algemeene blik verruimd werd door talrijke buitenlandsche reizen. De belgische opstand was aanleiding, dat hij in Oct. 1830 op wachtgeld werd gesteld. Reeds het volgend jaar tijdelijk aan de rechtsgeleerde faculteit te Utrecht toegevoegd, werd hij 23 Febr. 1835 als opvolger van zijn leermeester Arntzenius tot gewoon hoogleeraar aan de hoogeschool benoemd. Hier doceerde hij romeinsch recht, zijn hoofdvak van studie, en handelsrecht, door zijn samenstelling voor den rechtshistoricus bijzonder aanlokkelijk. Reeds in hetzelfde jaar als rector magnificus opgetreden, legde hij deze waardigheid neer met een Oratio de liberalitate majorum nostrorum quae academiis instituendis augendisque cognita est (Traj. ad Rhen. 1836). Wegens voortdurende lichaamszwakte zag hij zich in 1847 genoodzaakt het getal zijner lessen te verminderen, waarop zijn leerling baron de Geer van Jutfaas hem als hoogleeraar werd toegevoegd. In 1856 bij het bereiken van den zeventigjarigen leeftijd werd hem emeritaat verleend. Hij overleed zonder kinderen na te laten.
Als historisch beoefenaar van het romeinsch recht en het handelsrecht behoort Holtius tot onze beste juristen. Behalve tal van artikelen in binnen- en buitenlandsche tijdschriften, waarvan vooral bekend zijn die over de rechten en verplichtingen van erfgenamen en legatarissen in verband met de aditio hereditatis, schreef hij: Analyse historique du droit d'accroissement entre légataires, d'après le droit Romain, les lois de Justinien, et les legislations modernes (Liège 1830); Historiae juris romani Lineamenta (Leodii 1830, 2e druk Traj. 1840); Het wisselregt in de XIVe eeuw volgens de Consilia van Baldus (Amst. 1840); Het Nederlandsche Faillitenregt, volgens het derde boek van het wetboek van koophandel (Utrecht 1850, 2e druk door B.J.L. de Geer van Jutfaas, Utrecht 1878); Geschied- en regtskundige verhandelingen (Utrecht 1851). De Lineamenta zijn bijzonder bekend; het Faillitenregt berust op breeden historischen grondslag, maar heeft door verandering van wetgeving veel van zijn waarde verloren. De Geer van Jutfaas gaf na zijn dood uit Holtius' Voorlezingen over Handels- en Zeeregt (Utrecht 1861, 3 deelen), een artikelsgewijze bewerkten commentaar.
Zijn portret, een steendruk van P.H. van de Weyer staat in den Utrechtschen Studentenalmanak van 1851.
Zie: B.J.L. de Geer in Nieuwe Bijdragen voor Regtsg. en Wetgeving XI (1861) 599-632; H.J. Koenen in Jaarboek Kon. Akad. Wet. 1861, 31-43; Magazijn van Handelsregt III, (1861) mengelingen 18-24 en 87-91; J. Heemskerk Bz. in Levensber. Letterk. 1862, 232-289.
van Kuyk