Het begin van zijn zelfstandig bedrijfsleven was niet gelukkig; het contract 28 Dec. 1645 door de regeering van Amsterdam aangegaan met zijn voorganger Germer over den bouw van een nieuw groot orgel in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, werd niet op zijn naam overgeschreven; het werd gegund aan Hans Wolf Schonat, een duitscher te Kitzingen bij Frankenthal (Amst. Jaarb. t.a. p. 18); aan hem werd niet anders dan het latere onderhoud en reparatie-werk overgelaten. Voor zoover de bescheiden aangaande de orgels, waaraan hij gewerkt heeft (1645 voltooiing Sint Laurens Alkmaar; 1651 klein orgel Nieuwe Kerk Amsterdam (Hess, Dispositien 8); 1656 kapel Alkmaar (Havingha, Oorspronk en voorgang 118); 1659 en 1669 Oude Kerk Amsterdam) een oordeel toelaten, schijnt zijn bekwaamheid als vakman slechts een middelmatige geweest te zijn, geenszins in overeenstemming met de superioriteit van zijn oom (?) Germer van Hagerbeer. Niet onmogelijk lijkt het, dat hij goeddeels afhankelijk was van zijn knecht Roelof Barentsz. (zie Roelof Barents Duyschot kol. 416), op wien na zijn overlijden de cliënteele overging (Enschedé, Gerardus Havingha 29).
Enschedé