den kerkelijken strijd dier dagen. Hij was een zeer verdienstelijk lid van het prov. kerkbestuur van Gelderland, een bij uitstek practisch man. In 1901 presideerde hij het taal- en letterkundig congres te Nijmegen.
Evenals zijn vader bezat ook hij de gave der dichtkunst. Verscheidene gedichten zijn in tijdschriften opgenomen. Afzonderlijk verschenen Grafbloemen (Nijm. 1878). Verder schreef hij eene novelle uit den eersten tijd der Hervorming in Nijmegen, Antonie Van Bockhorst; Twee historische novellen aan de geschiedenis van Nijmegen ontleend; Zonnestraaltjes in de ziekenkamer; Gids voor Nijmegen en omstreken; Photogrammen; vertaalde de geschiedenis van Streckfuss; beeldde Leopold von Ranke in de Mannen van Beteekenis uit, en gaf in letterkundige en theologische tijdschriften eenige artikelen. Ook was hij medewerker van de Nijm. Nieuwsbode.
Zie: J. Herderscheê in Levensb. Letterk. 1902, 25.
Herderscheê